De vrijheid van mening (geweten) en meningsuiting is een universeel mensenrecht dat aan iedereen, waar ook ter wereld toekomt.
Vrijheid van geweten en meningsuiting is een van de kernrechten in de missie van Amnesty International en de verdediging van dit recht staat centraal in het werk van Amnesty.
Amnesty komt wereldwijd op voor mensen – mensenrechtenactivisten, kunstenaars, journalisten en (dissidente) politici en opinieleiders in het bijzonder – die worden bedreigd of gevangenzitten vanwege hun overtuiging of vreedzame meningsuiting.
Iedereen heeft recht op vrijheid van geweten: de vrijheid om een mening, overtuiging of geloof te koesteren. Gewetensvrijheid is absoluut. Internationale mensenrechtenverdragen garanderen ook dat mensen in beginsel vrij zijn om hun mening, overtuiging of geloof te uiten. En dat recht op vrije meningsuiting omvat juist ook aanstootgevende, onwelgevallige en verontrustende uitingen.
Het gebruik van geweld tegen personen vanwege het uiten van hun mening is onacceptabel. Overheden moeten de vrijheid van meningsuiting respecteren en alles in het werk stellen om mensen te beschermen tegen dergelijk geweld.
Het is van het grootste belang dat overheden effectieve maatregelen nemen tegen druk, intimidatie en geweld dat ten doel heeft om vrije meningsuiting te verhinderen en het verspreiden van opvattingen – inclusief schokerende onwelkome en verontrustende meningen – tegen te gaan.
In internationale mensenrechtenverdragen – waarmee nationale regelgeving en praktijk in overeenstemming moet zijn – geldt als hoofdregel dat iedereen vrij is om zijn of haar mening te uiten. Maar, meningsuiting is geen absoluut recht. De uiting van een mening kan ingeperkt worden wanneer de uiting botst met de rechten van anderen.
Mensenrechtenverdragen garanderen de vrijheid van meningsuiting als hoofdregel en laten alleen in uitzonderlijke situaties inperkingen toe. Beperkingen aan vrije meningsuiting zijn alleen toegestaan ter bescherming van:
Een eventuele inperking van de vrijheid van meningsuiting is alleen toegestaan als (1) deze is voorzien bij wet, (2) een legitiem doel dient (zie voorgaande opsomming) en (3) de inperking noodzakelijk is. Dat wil zeggen dat het legitieme doel niet op een andere manier bereikt kan worden. En dat dit doel met een minder ingrijpende inperking ook bereikt zou kunnen worden.