Afbeelding
Wapenbedrijven negeren mensenrechtenrisico's
Rapport

Wapenbedrijven negeren mensenrechtenrisico's

09 september 2019

Grote wapenbedrijven, zoals Airbus, BAE Systems en Raytheon, leggen op het vlak van de mensenrechten niet de voorzichtigheid en zorgvuldigheid aan de dag die nodig zijn om te voorkomen dat hun producten worden gebruikt bij mogelijke mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden. Dat staat in een nieuw rapport dat Amnesty International uitbrengt aan de vooravond van Defence & Security Equipment International, een van de grootste wapenbeurzen ter wereld die plaatsvindt in Londen. De grote spelers in de wapenindustrie, waaronder ook het Belgische FN Herstal en John Cockerill Defence (CMI) bieden er hun producten aan.

Voor het rapport ‘Outsourcing Responsibility’ vroeg Amnesty International aan 22 wapenbedrijven, waaronder FN Herstal, op welke manier ze hun verantwoordelijkheid inzake mensenrechten naleven zoals dat verwacht wordt door internationaal erkende normen. Veel van de bevraagde bedrijven leveren wapens aan landen die al zijn beschuldigd van oorlogsmisdaden en ernstige mensenrechtenschendingen zoals Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten.



Geen van de 22 bedrijven slaagde erin om afdoende uit te leggen hoe ze hun verantwoordelijkheden op vlak van mensenrechten opnemen en of ze de nodige zorgplicht (‘due diligence’) in acht nemen. FN Herstal en 13 andere bedrijven hebben simpelweg niet gereageerd op de bevraging van Amnesty.



“De weigering om te antwoorden op Amnesty’s bevraging getuigt van een verontrustende onverschilligheid van deze bedrijven voor de mensenrechtenimpact van hun activiteiten. En dat terwijl we weten dat bijvoorbeeld wapens van FN Herstal circuleren op Jemenitisch grondgebied in handen een gewapend groep die aan niemand verantwoording aflegt”, zegt Wies De Graeve, directeur van Amnesty International Vlaanderen.



De verplichtingen die staten inzake mensenrechten moeten nakomen om de internationale wapenhandel te regelen, worden duidelijk omschreven in het internationale Wapenhandelsverdrag en in regionale en binnenlandse wetgeving. Maar de cruciale rol die bedrijven spelen bij de levering van militaire goederen en diensten wordt dikwijls over het hoofd gezien, hoewel de aard van hun business en producten vaak van nature inherent gevaarlijk zijn.

“We vermoeden heel sterk dat Belgische wapenbedrijven zoals FN Herstal en John Cockerill Defence de mensenrechtenzorgplicht niet naleven. Als dat wel zo zou zijn, dan zouden ze niet langer wapens verkopen aan landen zoals Saudi-Arabië die zich schuldig maken aan oorlogsmisdaden.”

Wies De Graeve, directeur van Amnesty International Vlaanderen



Amnesty International roept defensiebedrijven op om het gedrag van hun klanten te toetsen aan mensenrechtennormen, om voorwaarden in te bouwen in hun contracten betreffende het naleven van het internationale humanitaire recht, het optreden van hun klanten voortdurend te volgen en regelmatig door te lichten, en alle mogelijkheden te benutten waarmee ze het gedrag van de klanten kunnen beïnvloeden.



“De rol van wapenbedrijven in dodelijke conflicten waar ernstige mensenrechtenschendingen mee gemoeid zijn, is een groot probleem dat te lang over het hoofd is gezien. Terwijl de Waalse overheid en staten zoals het Verenigd Koninkrijk– terecht – gerechtelijk worden vervolgd voor hun roekeloze wapendeals, ontsnappen de ondernemingen die profiteren van zo’n wapenleveringen grotendeels aan controle”, zegt Patrick Wilcken, wapenhandelexpert van Amnesty International. “Geen van de bedrijven die we contacteerden, kon afdoende aantonen dat het de gepaste zorgvuldigheid in acht nam op het vlak van mensenrechten.”



Amnesty onderzocht 22 wapenbedrijven uit 11 landen, waaronder Airbus (Nederland), Arquus (Frankrijk), Boeing (VS), BAE Systems (VK), Leonardo (Italië), Lockheed Martin (VK), Raytheon (VS), Rosoboronexport (Rusland), Thales (Frankrijk) en Zastava (Servië).

Wapens voor de oorlog in Jemen

Onder de bedrijven die op de wapenbeurs DSEI (Defence & Security Equipment International) van 10 tot 13 september in Londen hun producten aanbieden, zijn er die miljoenen hebben verdiend met het leveren van wapens en diensten aan de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten die oorlog voert in Jemen. Daarbij zijn ook FN Herstal en John Cockerill Defence.



Onder andere BAE Systems, Boeing, Lockheed Martin en Raytheon doen hun duit in het zakje door de vloot met gevechtsvliegtuigen van de coalitie te bewapenen. Met deze vliegtuigen heeft de coalitie al herhaaldelijk burgerdoelwitten bestookt, zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en markten.



Geen enkele van deze bedrijven kon aan Amnesty uitleggen welke voorzorgen zij hadden genomen om de mensenrechtenrisico’s verbonden aan wapenleveringen aan de Saudische coalitie in kaart te brengen en te voorkomen.



Een voorbeeld. Amnesty International kon een bomscherf van een luchtaanval in Sana’a waarbij zes kinderen en hun beide ouders omkwamen, linken aan de fabriek van Raytheon in Arizona.



Toen Amnesty International Raytheon vroeg welke stappen het bedrijf had gezet om dit incident te onderzoeken en erop te reageren, was het antwoord: “Wegens wettelijke beperkingen, kwesties betreffende relaties met klanten… geeft Raytheon geen informatie over onze producten, klanten of operationele kwesties.”



Raytheon voegde eraan toe dat de export van militair materieel en veiligheidsapparatuur “onderworpen wordt aan een uitgebreide controle door de Amerikaanse ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie en door het parlement.”

Verantwoordelijkheid wordt uitbesteed

“De meeste bedrijven die een antwoord bezorgden aan Amnesty argumenteerden dat de afwegingen inzake mensenrechten de verantwoordelijkheid zijn van de staat via het systeem van wapenexportvergunningen”, zegt Patrick Wilcken.



“Maar overheidsregulering ontslaat bedrijven – in welke sector ze ook actief zijn – niet van hun verantwoordelijkheid zelf hun mensenrechtenzorgplicht, de zogenaamde ‘due diligence’ inzake mensenrechten na te leven. Zich verschuilen achter regeringen volstaat niet – vooral omdat is aangetoond dat het exportlicentiesysteem niet volmaakt is, en regeringen die licenties verstrekken zelf kritiek krijgen wegens hun rol in oorlogsmisdaden en andere schendingen.”



BAE Systems bestempelde de conclusies van Amnesty International als “vals en misleidend”. Het bedrijf voegde eraan toe dat het met zijn Product Trading Policy “eigen, op maat gesneden en passende procedures en beleid toepast, in overeenstemming met wetten en regulering.” Maar op de vraag of gepaste zorgvuldigheid inzake mensenrechten wordt betracht in de transacties van het bedrijf met Saudi-Arabië, luidde het antwoord: “Onze activiteiten in Saudi-Arabië zijn onderworpen aan de goedkeuring en het toezicht van de regering van het Verenigd Koninkrijk.”



Leonardo beweerde dat de conclusies van Amnesty International “niet helemaal eerlijk” waren en dat het bedrijf wel degelijk de gepaste voorzichtigheid en zorgvuldigheid inzake mensenrechten in acht neemt, die verder gaat dan het naleven van nationale vergunningswetten en regels. Maar het bedrijf kon niet uitleggen hoe dat beleid in de praktijk, in concrete situaties werkt, bijvoorbeeld in de export van producten naar de Saudische coalitie voor gebruik in het conflict in Jemen.



Naast FN Herstal gaven nog 13 andere bedrijven geen antwoord op de vragen van Amnesty, waaronder de Russische wapenexporteur Rosoboronexport. Dat bedrijf heeft militair materiaal geleverd aan het Syrische leger, dat beschuldigd wordt van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. Ook Zastava reageerde niet. Geweren van dit Servische bedrijf kon Amnesty traceren en linken aan een gruwelijke massa-executie in Kameroen. Arquus (het vroegere Renault Trucks Défense) reageerde evenmin. Het Franse bedrijf leverde pantserwagens aan Egypte, waar ze werden ingezet om op brutale wijze protesten te smoren.



“De wapenindustriereuzen wassen hun handen in onschuld. Ze schermen met het argument dat ze geen enkele controle meer hebben over het gebruik van hun producten na de verzending ervan. Dat argument snijdt geen hout, juridisch noch ethisch. Het is hoog tijd dat bedrijven hun verantwoordelijkheid beginnen op te nemen voor hun beslissingen”, zegt Patrick Wilcken.



“Indien het onmogelijk is om het risico uit te sluiten dat wapens zullen worden gebruikt om mensenrechten te schenden, moeten bedrijven de levering van die wapens voorkomen of stopzetten.”

Achtergrond

In juni 2011 onderschreef de VN-Mensenrechtenraad unaniem een aantal leidende principes in verband met bedrijven en mensenrechten: de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Volgens deze richtlijnen hebben alle bedrijven de verantwoordelijkheid om de mensenrechten te respecteren, om ‘human rights due diligence’ na te leven – dus de gepaste voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht te nemen zodat het respect voor de mensenrechten niet in het gedrang komt. ‘Human rights due diligence’ of de mensenrechtenzorgplicht is een middel waarmee bedrijven de mogelijke of feitelijke, negatieve gevolgen van hun activiteiten of die van hun zakenrelaties (waaronder leveranciers, klanten,…) voor de mensenrechten kunnen identificeren, voorkomen, beperken en er verantwoording voor afleggen.



Met betrekking tot de defensiesector betekent dit dat bedrijven de risico’s op mensenrechtenschendingen en de feitelijke misbruiken die in alle aspecten van hun business opduiken, moeten inschatten en aanpakken. Ze moeten dus ook nagaan hoe klanten zoals nationale legers en politiekorpsen gebruik maken van hun wapentuig en dienstverlening.



Het belangrijkste doel van ‘due diligence’ is te vermijden dat mensenrechtenschendingen worden veroorzaakt of erger worden. Daarom moet een bedrijf dat de negatieve impact op mensenrechten niet kan voorkomen of voldoende kan beperken, het leveren van wapens en daarmee verband houdende diensten vermijden of stopzetten. Deze verplichtingen staan naast en boven de naleving van nationale wetten en regels – zoals vergunningssystemen van staten – bedoeld om de mensenrechten te beschermen.



Het niet naleven van de mensenrechtenzorgplicht houdt risico’s in op zowel wettelijk gebied als op het vlak van reputatie. Zeker omdat het een industrie betreft die risicovolle producten levert in complexe en gevaarlijke milieus. Juridische concepten zoals “corporate complicity” en het “steunen van en aanzetten tot” internationale misdaden blijven evolueren en zouden in de toekomst kunnen worden toegepast op bedrijven die wapens blijven leveren hoewel ze weten dat die kunnen worden gebruikt om ernstige mensenrechtenschendingen te plegen of te faciliteren.



Amnesty International contacteerde 22 defensiebedrijven, waarvan er acht antwoordden: Airbus, BAE Systems, Leonardo, Lockheed Martin, Raytheon, Rolls-Royce, Saab en Thales. Van de overige 14 bedrijven – Arquus, Avibras, Boeing, Dassault Aviation, Elbit Systems, Embraer, Heckler and Koch, General Dynamics, Herstal Group, Norinco, Northrop Grumman, Remington Outdoor, Rosoboronexport en Zastava – kregen we geen respons.



Lees ook

Meer nieuws