Afbeelding
Sarah getuigt over seksueel geweld
Blog

Sarah getuigt over seksueel geweld

10 juli 2020

“Ze vroegen waarom ik zo lang had gewacht. ‘Als het echt zo erg was, ga je toch meteen naar de politie?’”

Sarah* stond op het punt om af te studeren. Ze voelde zich onoverwinnelijk. Tot ze op de meest intieme manier werd gekwetst: op weg naar haar kot werd Sarah van haar fiets getrokken en verkracht. Lees hier haar verhaal.

“Ik zat in mijn laatste jaar unief. Het was augustus. Ik had een tweede zit. Ik had heel juli aan mijn eindwerk gewerkt en nu kon ik het eindelijk afleveren. Ik fietste naar de faculteit om het in te dienen. Het was lekker warm weer en de terrassen zaten overvol. Er was een uitgelaten sfeer. Studenten liepen af en aan en er heerste een gezellige drukte. Ik voelde me onoverwinnelijk. Dat herinner ik me nog.

Dat moment toen ik mijn eindwerk indiende was geweldig. Die twee herexamens die ik nog had, één ervan zelfs de volgende dag, zouden een makkie zijn. Ik fietste van de faculteit weer richting mijn kot. Dat was iets buiten de stad. Dat heb ik vaak vervloekt want ik moest altijd door weer en wind fietsen. Maar mijn nonkel had daar een studio en ik kon er tegen een spotprijsje intrekken. Als student zeg je dan geen nee.

IK PASSEERDE HET SPORTCOMPLEX EN DOOK HET GROEN IN. IK KWAM ANDERE MENSEN TEGEN. JONGENS DIE VOETBALDEN, WANDELAARS. IK PASSEERDE EEN JONGEN DIE NAAST ZIJN FIETS OP HET GRAS ZAT. HIJ ZWAAIDE EN RIEP ‘HEY TIJGER, KOM JE ERBIJ ZITTEN?’ IK LACHTE EN WUIFDE TERUG, RIEP DAT IK NAAR HUIS MOEST, EN DAT HET VOOR EEN ANDERE KEER ZOU ZIJN.

Niet veel later hoorde ik een fietser achter me. Ik reed wat naar rechts zodat hij gemakkelijk kon passeren. Maar niemand passeerde. Ik keek achterom en ik zag die jongen fietsen. Hij lachte en zei: ‘Dan rij ik toch met jou mee naar huis?’ Ik lachte, zei dat dat niet nodig was en wenste hem een fijne dag. Hij versnelde en kwam naast me rijden. Hij vroeg waarom ik niet wou dat hij meeging. Of ik een probleem met hem had. Of ik iemand thuis had zitten. De toon werd bitsiger. Hij probeerde me van het baantje te rijden. Ik maakte een inschattingsfout. Ik dacht, ik ben niet sneller dan hem. Laat ik hem gewoon van zijn fiets duwen. Ik strekte mijn arm, klaar om hem te duwen. Maar hij pakte mijn pols. Een seconde later lagen we allebei op de grond. Ik krabbelde recht, riep: ‘Klootzak, ben je gek geworden!’ Ik probeerde mijn fiets recht te zetten, het wiel was gedraaid. Het leek of heel mijn fiets stuk was, ik kreeg hem niet recht door mijn trillende handen.

Ik voelde een por in mijn rug. ‘Wat ga je nu doen?’ werd er gelachen. Ik draaide me niet om. Ik bleef proberen mijn fiets recht te krijgen. Opnieuw een por. ‘Hey tijger.’ Ik siste dat hij me met rust moest laten. Ik kreeg weer een por, een stevige, en viel recht naar voor op mijn fiets. Mijn knie lag open, ik probeerde recht te komen. Maar hij trok me naast mijn fiets. Het ging heel snel. Zijn handen waren ineens overal. Ik lag op mijn buik. Ik kon geen kant uit. Ik had precies geen kracht meer in mijn lijf. Ik liet hem begaan. Het ging snel. Ik denk nog geen twee minuten. Terugkijkend was ik tot op ‘het moment’ nooit bang. Ik was geagiteerd. Het was een jongen van mijn leeftijd, zelfs jonger denk ik. Hoe kon dat fout gaan. Ik kon hem toch perfect terechtwijzen?

IK DACHT DAT ALTIJD ALS ZOIETS JE OVERKWAM, JE EEN POWERBOOST KREEG. DAT JE EEN 100-DECIBELSTEM KRIJGT, OF JE EEN MMA-VECHTER WORDT. NIETS VAN. IK KON NIETS. IK DACHT NIETS. IK ZEI NIETS. HET GEBEURDE GEWOON.

Ik herinner me hoe stil het was. Hij zei niets, maakte zelfs geen geluid. Ik hoorde vogeltjes fluiten. Ik rook het gras. Ik voelde de zon schijnen. Ik hoorde mensen naderen. Ik voelde dat hij stopte. Hij sprong op zijn fiets. Een jong koppel passeerde toen hij weg was. Ik sprong recht. Ze vroegen of het ging. Ik stamelde dat ik van mijn fiets was gevallen. Ze hebben nog naar mijn knie gekeken. De jongen heeft mijn stuur weer vastgezet.

Ik ben naar mijn kot gereden. Ik ben in de douche gegaan, heb de wonde op mijn knie verzorgd. Ik heb mijn cursus gepakt en ben beginnen studeren voor mijn examen. Ik heb spaghetti gegeten. Ik heb me klaargemaakt en ben naar de stad gereden om iets te gaan drinken met mijn vriendin. Het was een gezellige avond. Ik heb gelachen, dat weet ik nog. De volgende dag legde ik een perfect examen af, zo voelde het toch.

Het was pas daarna dat ik een klop kreeg. Mijn lijf trilde en ik kreeg het niet meer onder controle. Mijn vriendin kwam langs en zei nog lachend ‘zoveel heb je gisteren toch niet gedronken?’ Na aandringen, lang aandringen, kwam het verhaal er met horten en stoten uit. Fragmentarisch, ik heb niet alles gezegd. Ze was verbouwereerd, ze wist niet hoe te reageren. Ik vertelde het verhaal immers nuchter, met hier en daar een kwinkslag. Ik bleef terugkomen op mijn fiets die nog altijd stroef reed en dat ik hoopte dat ik geen nieuwe moest kopen.

MIJN VRIENDIN ZEI DAT IK NAAR DE POLITIE MOEST GAAN. IK WOU NIET. IK ZEI DAT IK NOG MOEST STUDEREN VOOR MIJN EXAMEN TWEE DAGEN LATER.

Ik studeerde me kapot. Ik negeerde de berichtjes die binnenkwamen. Ik legde een examen af, voldoende deze keer. Ik was afgestudeerd. Maar ik voelde me niet onoverwinnelijk. Niet meer. Medestudenten juichten, samenvattingen werden verscheurd. Ik stond er in een roes bij. Ik sprong terug op mijn fiets en dacht, komaan bijt een keer door. Je gaat naar de politie. Je hebt er nu tijd voor. Gewoon dat even afhandelen en dan is het voorbij.

Ik kwam aan in het politiebureau. Ze vroegen waarvoor ik kwam. Ik zei dat ik iets lastig had meegemaakt. ‘Toch geen moeilijk examen zeker?’ werd er gelachen. Ik lachte mee. Ik vertelde mijn verhaal, in bullet points, onsamenhangend. Ik wou er gewoon van af. Ik kon of wou niet antwoorden op andere vragen. Ik kon me de locatie niet meer herinneren. Ik kon enkel zeggen dat het een jongen was op een fiets en dat mijn fiets stuk was. Ik weet nog dat ik zei dat hij vriendelijk was. Ik kon geen andere details geven. Ze bleven dezelfde vragen stellen. Ik werd geagiteerd, kort. Het leek of we geen stap vooruit kwamen. Ze vroegen waarom ik zolang had gewacht. ‘Als het echt zo erg was, ga je toch meteen naar de politie?' Nu was er geen bewijsmateriaal meer, als dat er al zou zijn, als er al iets strafbaar was gebeurd. De zaak zou moeilijk zijn, lieten ze verstaan.

‘WAT IS ER NU EIGENLIJK GEBEURD, JUFFROUW? WANT WE SNAPPEN JE VERHAAL NIET.’ IK DURFDE NIET BENOEMEN WAT ER WAS GEBEURD. IK HOOPTE DAT ZE TUSSEN DE REGELS ZOUDEN LEZEN. IK KREEG HET WOORD ‘VERKRACHT’ NIET OVER MIJN LIPPEN.

Maar ze lazen niet tussen de regels. Misschien konden ze het niet. Niet met de info die ik gaf. Ik haalde mijn schouders op. Ik zei dat het niets was. Ik ging naar buiten. Ik heb me niet meer onoverwinnelijk gevoeld sindsdien. Dat besef ik nu.

We zijn nu enkele jaren later. Ik moet altijd lachen als ik in de magazines artikels lees over verkrachtingen of seksueel geweld. Over hoe sterk de slachtoffers zijn, hoe ze de gruwel hebben overleefd. Dat is wel zo, waarschijnlijk. Ik dacht twee jaar na datum ook dat ik best een sterke griet was. Ik had het toch maar even geflikt: afgestudeerd, zonder enige vertraging me op de arbeidsmarkt gegooid, een job gevonden, een goeie, en ook nog eens een lief gevonden. Volgens de magazines ben je dan een survivor.

Ik heb even in die roes kunnen leven. Me overtuigd dat ik oké was. Dat ik het had geplaatst. Dat ik vanaf nu alleen maar vooruit ging kijken en vooral voluit ging leven. Zonder dat iemand me ooit nog ging beperken. De eerlijkheid en de realiteit hebben me ingehaald, vijf jaar later. De buitenwereld ziet me nog steeds als een lachebek, iemand die ervoor gaat, die altijd wel een avontuur beleeft. Maar als ik eerlijk ben, heeft die jongen me nog steeds in zijn macht.

Ik loop niet meer zo zorgeloos rond. Dat merk ik aan kleine dingen. De auto meteen vergrendelen als ik instap. Perfect weten wie met me mee afstapt van de trein. Geen oortjes gebruiken als ik fiets om alle omgevingsgeluiden toch maar te kunnen detecteren. Oversteken als ik een luide groep jongens zie afkomen. Op zich zijn dat dingen die niet al te erg zijn. Maar het kruipt ook verder.

IK BEN GEREMD IN SOCIALE CONTACTEN. IK HAP NAAR ADEM ALS IK MET EEN VREEMDE ALLEEN IN DE LIFT MOET STAPPEN.

Die nieuwe ontmoetingen met collega’s van een ander kantoor, verschrikkelijk. Onnozel geflirt op café? Daar draait nu mijn maag van om. Ik merk dat mijn favoriet seizoen zelfs is veranderd. Vroeger was het de zomer, hands down. Dat heeft nu een zure smaak. Ik kies nu voor de herfst. Ik haat het wanneer het warmer wordt en de winkels volhangen met kleedjes en andere zomerspullen. Die draag ik al lang niet meer. Al jaren niet. Ook al weet mijn verstand dat het niet uitmaakte of ik een rok of een broek had gedragen, het was toch gebeurd. Ik ben bang geworden van mijn eigen lijf, van mijn eigen vrouwelijkheid.

Dan kan je jezelf niet meer wijsmaken dat je oké bent. Ik ben in therapie. Ik haat het dat ik elke week 80 euro moet uitgeven voor iets waar ik geen schuld aan heb. Ik haat het dat ik mijn verhaal elke keer opnieuw moet doen. Ook al is het om me te helpen. Ik ben het beu gehoord. Ik wil verder. En het lukt me niet. Ik voel me voor de zoveelste keer gestraft als ik bij de psycholoog binnenkom en ze me zegt dat we nog een lange weg te gaan hebben. Het voelt als emmers water naar zee brengen. Het voelt alsof ik continu minuten aan kostbaar leven voel wegstromen.

Ik voel geen woede naar hem. Dat heb ik eigenlijk nooit gevoeld, hoe vreemd dit ook klinkt. Ik was op de verkeerde plek op het verkeerde moment. Een nuchtere analyse. Ik heb soms mijn verhaal verteld. Dat doe ik nu niet meer, buiten nu omdat het anoniem is. Ik kreeg die enkele keren meteen de reactie dat het een schande was dat ik geen klacht had ingediend. Dat er waarschijnlijk anderen na mij zijn geweest enkel en alleen omdat ik de ballen niet had om aangifte te doen. Dat was een slag onder de gordel, maar bevestigde de woede die ik voor mezelf voelde. Die lafbek die ik was.

HET HEEFT DRIE JAAR AAN INTENSIEVE GESPREKKEN GEKOST OM ME NIET SCHULDIG TE VOELEN OVER HET FEIT DAT IK GEEN AANGIFTE DEED. HIJ IS VERKEERD, IK NIET, EN TOCH. ELKE KEER ALS IK EEN VERHAAL LEES, DENK IK ‘IK HOOP DAT HET NIET DOOR MIJ KOMT’.

Ik voel geen woede naar de politie. Ik geloof oprecht dat ze wilden luisteren en helpen. Maar ze de tools niet hadden. Mijn verhaal was niet gemakkelijk om gehoord te worden. Mijn therapeut wordt daar gek van. Ook hier zit de fout niet bij mij. Mijn verhaal mag nog zo onsamenhangend zijn. Het moet gehoord worden en opgevolgd worden.

Ik voel niet meer de noodzaak om toch nog een klacht in te dienen, hoewel ik de dingen nu beter kan vertellen. Ze vinden hem toch niet meer. Ik heb ook het gevoel dat het mij niet verder gaat helpen. Ik bewandel nu de weg van de therapie, om het te kunnen plaatsen, om voort te kunnen gaan, om wie weet ooit nog eens onbezorgd te fietsen, maar altijd zonder oortjes.”

*De naam van de getuige werd gewijzigd om haar privacy te respecteren.

EIS ACTIE TEGEN SEKSUEEL GEWELD

Het verhaal van Sarah is geen alleenstaand geval. In België worden gemiddeld 100 mensen verkracht per dag.

Negen op de tien slachtoffers stappen niet naar de politie. Omdat ze het gevoel hebben dat het zinloos is of uit schrik voor ongeloof en onbegrip. Slachtoffers, die gekwetst werden op de meest intieme manier, blijven dus in de kou staan. Dat is onaanvaardbaar.

Amnesty International wil dat onze overheid een topprioriteit maakt van de strijd tegen seksueel geweld. We doen concrete aanbevelingen voor meer preventie, een betere opvang van slachtoffers en tegen de straffeloosheid van daders.

Lees meer over onze campagne

Ondersteun onze eisen en reageer samen met ons tegen seksueel geweld!

IK TEKEN DE PETITIE

Wie hulp zoekt of vragen heeft over seksueel geweld, kan terecht op het gratis nummer 1712 of op www.1712.be, www.slachtofferzorg.be en www.seksueelgeweld.be.

Lees ook

Meer nieuws