Palmolie: wereldmerken profiteren van kinder- en dwangarbeid
Onder meer Unilever, Nestlé, Procter & Gamble mee verantwoordelijk voor misbruiken.
’s Werelds grootste en bekendste leveranciers van voeding en huishoudproducten verkopen voeding, cosmetica en andere dagelijkse producten die palmolie bevatten die in Indonesië wordt geproduceerd ten koste van schokkende schendingen van mensenrechten, waarbij kinderen van acht jaar in gevaarlijke omstandigheden moeten werken.
Dat zegt Amnesty International in een nieuw rapport, dat vandaag verschijnt onder de titel ‘The great palm oil scandal: Labour abuses behind big brand names’.
Het rapport onderzoekt de arbeidsomstandigheden op verschillende plantages in Indonesië die palmolie bezorgen aan het Singaporese agrobedrijf Wilmar, ’s werelds belangrijkste verwerker en verkoper van palmolie. Amnesty volgde ook het spoor van de Indonesische palmolie tot bij negen multinationals die de olie uiteindelijk verwerken in finale dagelijkse producten: AFAMSA, ADM, Colgate-Palmolive, Elevance, Kellogg’s, Nestlé, Procter & Gamble, Reckitt Benckiser en Unilever.
“Bedrijven zijn blind voor de uitbuiting van arbeiders in hun bevoorradingsketen. Ze beloven hun klanten enerzijds dat er van uitbuiting geen sprake is, maar anderzijds blijven ze voordeel slaan uit onthutsende misbruiken. De bevindingen van het rapport zijn schokkend voor elke consument die denkt dat hij een ethisch verantwoorde keuze maakt door in de supermarkt producten te kopen met zogenaamd duurzame palmolie”, zegt Meghna Abraham, senior onderzoeker van Amnesty International.
“Grote namen als Colgate, Nestlé en Unilever verzekeren klanten dat ze in hun producten ‘duurzame palmolie’ gebruiken, maar onze bevindingen tonen aan dat die palmolie allesbehalve duurzaam is. Er is niets duurzaams aan palmolie die wordt geproduceerd met kinderarbeid en dwangarbeid. De misbruiken die we ontdekten op de palmolieplantages waar Wilmar zaken mee doet, zijn geen geïsoleerde incidenten maar het systematische en voorspelbare resultaat van de manier waarop Wilmar zaken doet.”
“Er is iets mis als negen bedrijven met een gezamenlijke omzet van 325 miljard dollar in 2015 niet in staat zijn iets te doen aan de verschrikkelijke behandeling van arbeiders op de palmolieplantages die nauwelijks meer krijgen dan een aalmoes.”
Amnesty International vraagt de bedrijven om hun klanten te vertellen of de palmolie in populaire producten als Magnum roomijs, Colgate tandpasta, Dove cosmetica, Knorr soep, KitKat, Pantene shampoo en Ariel afkomstig is van Wilmars activiteiten in Indonesië.
Systematische misbruiken in de bevoorradingsketen van grote bedrijven
Amnesty International sprak met 120 arbeiders die werken op plantages die het eigendom zijn van twee dochtermaatschappijen van Wilmar en drie leveranciers van Wilmar in Kalimantan en Sumatra, in Indonesië. Het onderzoek bracht een brede waaier van misbruiken aan het licht.
Een greep daaruit:
- Vrouwen worden verplicht lange uren te werken op straffe van salarisvermindering. Ze verdienen minder dan het minimumloon – in sommige extreme gevallen zelfs minder dan 2,50 dollar per dag – en dat in onzekere arbeidsomstandigheden, zonder recht op pensioen noch ziekteverzekering;
- Kinderen, soms niet ouder dan acht, moeten gevaarlijk en fysiek zwaar werk verrichten en blijven soms thuis van school om hun ouders te helpen op de plantage;
- Arbeiders lopen soms ernstige verwondingen op door paraquat, een zeer giftig chemisch product dat nog altijd wordt gebruikt op de plantages, hoewel het verboden is in de EU en door Wilmar zelf;
- Arbeiders moeten in de open lucht werken zonder adequate veiligheidsuitrusting, ondanks de risico’s op schade aan de luchtwegen door het gevaarlijke niveau van luchtvervuiling, veroorzaakt door bosbranden van augustus tot oktober 2015;
- Arbeiders moeten lange uren kloppen om de belachelijk hoge doelstellingen te halen. Daar zijn soms fysiek zeer veeleisende taken bij, zoals het hanteren van zware werktuigen om palmolievruchten te plukken van twintig meter hoge bomen. Pogingen om de doelstellingen te halen, kunnen zware fysieke overlast veroorzaken bij de arbeiders, die ook een rist straffen kunnen oplopen voor zaken als het niet oprapen van vruchten op de grond of plukken van onrijp fruit.
Wilmar gaf toe dat er arbeidsproblemen zijn op de plantages. Ondanks deze misbruiken zijn drie van de vijf palmkwekers die Amnesty International in Indonesië onderzocht, erkend als producent van “duurzame” palmolie, volgens de normen van de Roundtable on Sustainable Oil (Rondetafel over Duurzame Olie), een orgaan dat in 2004 werd opgericht om de palmoliesector op te kuisen na een aantal milieuschandalen.
“Het rapport toont duidelijk aan dat bedrijven de Roundtable hebben gebruikt als een schild om grondig en kritisch onderzoek te weren. Deze bedrijven hebben op papier misschien sterke controlemechanismen, maar in de praktijk detecteerde geen enkel van hen de zware misbruiken in de bevoorradingsketen van Wilmar”, zegt Seema Joshi, hoofd van Business & Human Rights van Amnesty International.
Twijfelen over duurzaamheid-claims
Door gebruik te maken van exportdata en informatie gepubliceerd door Wilmar, konden researchers van Amnesty International het spoor volgen van Indonesische palmolie tot bij negen internationale voedselbedrijven en producenten van huishoudproducten. Toen we hen contacteerden, bevestigden zeven van de negen bedrijven dat zij Indonesische palmolie kopen via Wilmar, maar slechts twee – Kellogg’s en Reckitt Benckiser – waren bereid in detail te zeggen welke van hun producten betrokken zijn.
Op één na zijn al deze ondernemingen lid van de Roundtable on Sustainable Palm Oil en beweren ze op hun websites of productlabels dat ze “duurzame palmolie” gebruiken. Geen van de ondernemingen die Amnesty International contacteerde, ontkende dat er misbruiken waren. Geen van de ondernemingen kon echter een voorbeeld geven van een actie die was ondernomen om de schending van arbeidsrechten in de Wilmar-keten aan te pakken.
“Klanten willen weten welke producten gelinkt zijn aan misbruiken en welke niet. Hoewel geconfronteerd met dergelijke vreselijke misbruiken in de keten van een belangrijke leverancier, zijn ondernemingen zeer terughoudend om te zeggen over welke producten het nu gaat”, zegt Seema Joshi. “Bedrijven moeten meer transparant zijn over de samenstelling van hun producten. Ze moeten openbaar maken waar de grondstoffen vandaan komen die in hun producten zitten die in de rekken van onze supermarkten liggen. Zolang ze dat niet doen, hebben ze baat bij de misbruiken en dragen ze er in zekere zin toe bij. Ze tonen een compleet gebrek aan respect voor de klanten, die denken dat zij ethische keuzes maken.”
Zware kinderarbeid
Het rapport beschrijft hoe kinderen van 8 tot 14 jaar gevaarlijk werk verrichten op de plantages die eigendom zijn en gerund worden door dochtermaatschappijen en leveranciers van Wilmar. Ze werken zonder beschermende uitrusting op plantages waar giftige pesticiden worden gebruikt, en moeten zware zakken palmvruchten dragen die 12 tot 25 kilo wegen. Sommigen blijven weg van school om de hele dag of het grootste deel van de dag met hun ouders te werken. Anderen werken na school, ’s namiddags, in het weekend en op feestdagen.
Een 14-jarige jongen die op een plantage van Wilmar palmvruchten oogst en draagt, vertelde Amnesty International dat hij op zijn 12de de school had verlaten omdat zijn vader ziek was en onmogelijk de werkdoelstellingen nog kon halen. Hij zei dat zijn twee jongere broertjes, van 10 en 12, ook op de plantage werken, na de schooluren.
“Ik heb twee jaar lang mijn vader elke dag geholpen. Ik verliet de school om mijn vader te helpen omdat hij het werk niet meer aankon. Hij was ziek… Ik heb er spijt van dat ik de school verliet. Ik zou graag verder naar school gaan om slimmer te worden. Ik zou graag leraar worden.”
Het zware en vermoeiende werk kan fysiek schadelijk zijn voor jonge kinderen. Een 10-jarige jongen vertelde dat hij op zijn 8ste ook weg was gebleven van school om zijn vader te helpen, die werkt voor een Wilmar-leverancier. Hij staat om 6 uur ’s ochtends op om losse vruchten te verzamelen en weg te dragen. Hij zei dat hij elke dag zes uren werkt, behalve op zondag:
“Ik ga niet naar school… Ik draag de zak met losse vruchten helemaal alleen, maar kan hem alleen tillen als hij maar halfvol is. Het is moeilijk, het is zwaar. Ik doe het ook in de regen, maar het is moeilijk… Mijn handen, mijn hele lichaam, doen pijn.”
Arbeidsters geconfronteerd met dwangarbeid, lage lonen, discriminatie en giftige chemicaliën
Het rapport wijst met nadruk op het patroon van discriminatie bij het aanwerven van vrouwen als tijdelijke dagarbeiders. Vast werk krijgen ze niet, er zijn ook geen sociale zekerheidsvoorzieningen zoals ziekteverzekering en pensioen.
Amnesty International beschrijft ook gevallen van dwangarbeid. Ploegbazen dreigen om de arbeidsters niet te betalen of een deel van hun salaris in te houden om hen tot werken te dwingen.
Een vrouw die als job palmplanten moet onderhouden, vertelde Amnesty hoe ze met impliciete en expliciete bedreigingen onder druk werd gezet om langer te werken:
“Als ik mijn target niet haal, vragen ze me door te werken maar ik krijg geen geld voor de extra uren… mijn vriendin en ik vertelden de ploegbaas dat we erg moe waren en naar huis wilden. De ploegbaas zei ons: als jullie niet willen werken, ga naar huis en kom niet meer terug. Het is zwaar werk omdat de het target zo afschuwelijk hoog ligt… Mijn voeten doen pijn, mijn handen doen pijn en mijn rug doet pijn na het werk.”
Indonesië heeft goede arbeidswetten en de meeste van de hierboven beschreven misbruiken zijn strafbaar. Maar de wetten doen naleven, is een ander paar mouwen. Amnesty International roept de Indonesische regering op de wetten beter te handhaven en de misbruiken die in het rapport naar voren komen te onderzoeken.