Jaarrapport 2017 - ‘Beleid van demonisering’ leidt tot verdeeldheid en angst
- Domino-effect dreigt omdat machtige staten verplichtingen op vlak van mensenrechten niet meer volledig nakomen
- Salil Shetty, secretaris-generaal van Amnesty International, waarschuwt dat “nooit meer” een betekenisloze slogan is geworden nu staten niet langer reageren op massale wreedheden.
Politici die een giftig en vernederend “wij tegen zij”-discours hanteren, creëren een meer verdeelde en gevaarlijke wereld. Dit zegt Amnesty International in zijn jaarlijkse evaluatie van de wereldwijde staat van de mensenrechten.
Amnesty’s jaarrapport beschrijft de mensenrechtensituatie in 159 landen en maakt een grondige analyse van de stand van zaken wat betreft mensenrechten in de wereld. Het rapport waarschuwt voor de gevolgen van de “wij tegen zij”-retoriek die overheerst in Europa, de Verenigde Staten en elders in de wereld. Wereldwijd worden de mensenrechten daardoor in de verdrukking geduwd en wordt er nog nauwelijks gereageerd op massale gruweldaden.
“2016 was het jaar waarin de cynische “wij tegen zij”-verhalen van schuld, haat en angst in de hele wereld gingen domineren. Veel mensen hebben legitieme bezorgdheden over de economie of hun veiligheid, maar te veel politici reageren met een giftige en manipulatieve identiteitspolitiek in een poging om stemmen te winnen”, zegt Salil Shetty, secretaris-generaal van Amnesty International.
“De huidige politiek van demonisering is een schaamteloze poging om een gevaarlijk idee ingang te doen vinden: dat sommigen minder menselijk zouden zijn dan anderen, waardoor hele groepen mensen van hun menselijke aard worden beroofd.
Dit dreigt de meest donkere kanten van de menselijke natuur te ontketenen.”
“Het zaaien van angst en verdeeldheid is een gevaarlijke stuwende kracht geworden in de wereld. Of het nu Trump is, of Orban, Erdogan of Duterte, steeds meer hanteren politici die zich ‘anti-establishment’ noemen een toxische agenda waarbij hele groepen van mensen worden opgejaagd, als zondebokken worden bestempeld of als onmensen worden weggezet.”
“De huidige politiek van demonisering is een schaamteloze poging om een gevaarlijk idee ingang te doen vinden: dat sommigen minder menselijk zouden zijn dan anderen, waardoor hele groepen mensen van hun menselijke aard worden beroofd. Dit dreigt de meest donkere kanten van de menselijke natuur te ontketenen.”
Politiek van demonisering dringt mensenrechten naar de achtergrond
Politieke aardverschuivingen in 2016 toonden aan hoe haatdragend taalgebruik de donkere kant van de mensheid naar boven kan brengen. De giftige campagneretoriek van Donald Trump is een voorbeeld van hoe politiek wereldwijd almaar bitsiger werd en steeds meer verdeeldheid zaaide. Maar ook in andere delen van de wereld kozen politici ervoor hun toekomstige macht te bouwen op verhalen van angst, schuld en verdeeldheid.
Deze retoriek heeft een steeds grotere impact op het beleid en politieke acties. In 2016 zagen regeringen oorlogsmisdaden door de vingers, ze onderhandelden deals die het recht op asiel ondermijnden, vaardigden wetten uit die de vrije meningsuiting geweld aandeden, zetten aan tot het vermoorden van mensen die verdacht worden van drugsgebruik, rechtvaardigden foltering en massasurveillance en breidden de macht van politiediensten drastisch uit.
Regeringen pakten ook vluchtelingen en migranten aan, vaak makkelijke doelwitten als er zondebokken gezocht moeten worden. Het jaarrapport van Amnesty International beschrijft hoe 36 landen het internationale recht aan hun laars lapten door vluchtelingen op onwettige wijze terug te sturen naar een land waar hun rechten bedreigd werden.
Onlangs nog zette president Trump zijn haatdragende, xenofobe campagneretoriek om in beleid door een presidentieel decreet te ondertekenen waarmee hij wil vermijden dat mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en vervolging, zoals Syriërs, hun toevlucht zoeken tot de VS.
Ondertussen veroorzaakt Australië moedwillig heel wat lijden door vluchtelingen vast te zetten op Nauru en Manus Island. De Europese Unie sloot een illegale en roekeloze deal met Turkije om vluchtelingen naar dat land terug te sturen, ook al is het er niet veilig voor hen. Mexico en de VS blijven mensen uitwijzen die op de vlucht zijn voor het mateloze geweld in Centraal-Amerika.
China, Egypte, Ethiopië, India, Iran, Thailand en Turkije voerden een uitermate repressief beleid. Nog andere landen voerden verregaande veiligheidsmaatregelen uit, zoals de verlengde noodtoestand in Frankrijk en de ongeziene, rampzalige surveillance-wetten in het Verenigd Koninkrijk. Een ander aspect van dit ‘stoer’ beleid was een toename van antifeministische en anti-holebi-retoriek, zoals pogingen om vrouwenrechten terug te schroeven in Polen, die echter op massaal protest stuitten.
“In plaats van te vechten voor mensenrechten houden te veel leiders er uit politiek opportunisme een weinig menslievende agenda op na. Velen schenden de rechten van bepaalde groepen die tot zondebok zijn gemaakt om politiek te scoren of om de aandacht af te leiden van hun eigen falen in het realiseren van economische en sociale rechten,” zegt Salil Shetty.
“In 2016 zijn deze meest venijnige vormen van ontmenselijking een dominerend element geworden van de dagelijkse wereldpolitiek. De limieten van wat aanvaardbaar is, zijn opgeschoven. Schaamteloos legitimeren politici alle vormen van haatdragende retoriek en beleid die het gemunt hebben op de identiteit van mensen: vrouwenhaat, racisme en homofobie.”
“Vluchtelingen vormden het eerste doelwit en in 2017 zullen bij hetzelfde beleid ook anderen worden geviseerd. Meer aanvallen op basis van ras, gender, nationaliteit en religie zullen niet uitblijven. Wanneer we elkaar niet langer zien als mensen met dezelfde rechten, komen we steeds dichter bij de afgrond.”
Massale wreedheden: wereld kijkt onbewogen toe
Amnesty International waarschuwt dat 2017 een jaar zal zijn van voortdurende crisissen die nog erger zullen worden door de verlammende afwezigheid van leiderschap op het gebied van mensenrechten. De politiek van “wij tegen zij” komt ook tot uiting op het internationale niveau: het multilateralisme wordt vervangen door een agressievere wereldorde met verschillende, botsende belangen.
“Fundamentele principes zoals aansprakelijkheid voor massale wreedheden en het recht op asiel staan op het spel omdat wereldleiders de politieke wil missen om andere staten onder druk te zetten die de mensenrechten schenden,” zegt Salil Shetty.
“Zelfs staten die er ooit prat op gingen mensenrechten in andere landen te verdedigen, hebben het nu veel te druk met het verdrukken van mensenrechten in eigen lang om anderen nog ter verantwoording te kunnen roepen. Hoe meer landen mensenrechten opzij schuiven, hoe groter het risico dat er een domino-effect optreedt dat leiders aanmoedigt om verworven rechten en vrijheden onderuit te halen.”
De wereld wordt geconfronteerd met een lange lijst van crisissen die niet opgelost geraken door een gebrek aan politieke wil: Syrië, Jemen, Libië, Afghanistan, Centraal-Amerika, Centraal-Afrikaanse Republiek, Burundi, Irak, Zuid-Soedan, Soedan en andere. Amnesty International registreerde in 2016 minstens 23 landen waar oorlogsmisdaden gepleegd werden.
Ondanks deze uitdagingen is de onverschilligheid tegenover oorlogsmisdaden een normale houding geworden, waarbij de Veiligheidsraad van de VN verlamd wordt door de rivaliteiten tussen de permanente leden.
“Bij de start van 2017 streven heel wat machtige staten steeds engere nationale belangen na, ten koste van internationale samenwerking. De wereld dreigt daardoor almaar chaotischer en gevaarlijker te worden”, waarschuwt Salil Shetty.
“Een nieuwe wereldorde waarin mensenrechten worden afgeschilderd als hindernissen voor het nationale eigenbelang, reduceert het vermogen om massale wreedheden aan te pakken en zet de deur open voor misbruiken die herinneren aan de donkerste perioden uit de menselijke geschiedenis.
“De internationale gemeenschap heeft in 2016 met oorverdovende stilte gereageerd op talloze wreedheden: de horror in Aleppo, de ‘oorlog tegen drugs’ op de Filippijnen en het gebruik van chemische wapens en het platbranden van honderden dorpen in Darfoer. De grote vraag in 2017 zal zijn hoe lang de wereld de wreedheden op hun beloop laat voor ze ingrijpt.”
Wie komt op voor de mensenrechten?
Amnesty International roept iedereen op zich te verzetten tegen de cynische pogingen om mensenrechten terug te schroeven in ruil voor vage en ongefundeerde beloften van welvaart en veiligheid.
Solidariteit onder burgers zal ook bijzonder belangrijk zijn om de mensen te verdedigen die machthebbers het hoofd bieden en opkomen voor mensenrechten. Regeringen schilderen mensenrechtenverdedigers vaak af als een bedreiging voor economische ontwikkeling, veiligheid of andere prioriteiten.
Volgens het jaarrapport van Amnesty International zijn in 22 landen in 2016 mensen gedood omdat ze op een vreedzame manier opkwamen voor mensenrechten. Onder hen zijn mensen die diepgewortelde economische belangen ter discussie stelden, minderheden en kleine gemeenschappen verdedigden of zich inzetten voor vrouwen- en holebi-rechten. De moord op de bekende inheemse leidster en mensenrechtenactiviste Berta Càceres in Honduras op 3 maart 2016 was huiveringwekkend, maar niemand werd er gerechtelijk voor vervolgd.
“We kunnen niet passief blijven en vertrouwen op regeringen om de mensenrechten te verdedigen. Wij, gewone mensen, moeten in actie komen. Steeds meer politici zijn bereid hele bevolkingsgroepen te demoniseren. Daarom is het duidelijker dan ooit dat wij allemaal moeten opkomen voor de fundamentele waarden van menselijke waardigheid en gelijkheid overal ter wereld”, zegt Salil Shetty.
“Iedereen moet zijn of haar regering vragen al haar macht en invloed aan te wenden om daders van mensenrechtenschendingen ter verantwoording te roepen. In donkere tijden konden individuen het verschil maken door een vuist te maken, of het nu de burgerrechtenactivisten in de VS waren, de antiapartheidsactivisten in Zuid-Afrika of de vrouwenrechten en holebi-bewegingen overal ter wereld. Ieder van ons moet nu deze uitdaging aangaan.”
ACHTERGROND
Amnesty International heeft informatie verzameld over de mensenrechtensituatie in 159 landen in 2016.
De bezorgdheden over de mensenrechten in België luiden als volgt:
- Tientallen mensen kwamen om en honderden raakten gewond bij zelfmoordaanslagen in Brussel. De autoriteiten intensifieerden in respons de uitvoering van maatregelen die eerder werden aangekondigd. Sommige van die maatregelen leidden tot bezorgdheid inzake de naleving van mensenrechten. Ook werden meer gevallen van discriminatie tegen moslims en etnisch profileren door politiediensten gerapporteerd. Desondanks verklaarde de overheid zich in te zullen spannen om de mensenrechten ook in de strijd tegen terreur te respecteren.
- De omstandigheden in gevangenissen bleef uiterst zorgwekkend, ondanks maatregelen om overbevolking en slechte leefomstandigheden aan te pakken. Langdurige stakingen verergerden de situatie. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens legde België op om structurele maatregelen te nemen om de onmenselijke situatie voor veel geïnterneerden te verbeteren.
- België nam positieve maatregelen in de strijd tegen gender-gerelateerd geweld maar de uitdagingen blijven groot. Amnesty verheugt zich over de aangekondigde wetswijziging over de wettelijke erkenning van de genderidentiteit, de huidige wet schendt immers de mensenrechten van transpersonen.
- Amnesty klaagt ook de Waalse licenties voor wapenexport naar Saudi-Arabië aan.
Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van de opgang en impact van giftige retoriek, de onderdrukking van activisme en van de vrijheid van meningsuiting die Amnesty International in dit jaarrapport belicht.
Bangladesh: Ondanks de moorden op activisten, reporters en bloggers kregen die geen bescherming en de moorden zelf werden niet onderzocht. In plaats daarvan spanden overheden processen aan tegen media en de oppositie voor onder meer Facebook-posts.
China: De vervolging van advocaten en activisten bleef maar doorgaan, met onder meer incommunicado opsluiting zonder toegang tot de buitenwereld, bekentenissen op de tv en het lastigvallen van familieleden.
DRC: prodemocratische activisten werden het slachtoffer van willekeurige arrestaties en, in sommige gevallen, incommunicado opsluiting.
Egypte: Met reisverboden, financiële sancties en blokkeren van tegoeden probeerden de autoriteiten burgergroeperingen te ondermijnen, te belasteren en het zwijgen op te leggen.
Ethiopië: De regering stelde zich steeds intoleranter op tegenover andersdenkenden en gebruikte antiterreurwetten en de noodtoestand om journalisten, mensenrechtenverdedigers en de politieke oppositie aan te pakken. Vooral tegen demonstranten werd hard opgetreden, met excessief en dodelijk geweld.
Filipijnen: Een golf van buitengerechtelijke executies volgde nadat president Duterte had beloofd tienduizenden mensen te doden die verdacht werden van betrokkenheid bij drugshandel.
Frankrijk: Vergaande veiligheidsmaatregelen werden afgekondigd onder de verlengde noodtoestand, met duizenden huiszoekingen tot gevolg, naast reisverboden en opsluitingen.
Honduras: Berta Càceres en zeven andere mensenrechtenactivisten werden vermoord.
Hongarije: De regering werkte met haar polariserende retoriek de verdeeldheid in de hand en voerde een beleid waarbij systematisch de rechten van vluchtelingen en migranten werden geschonden.
India: De autoriteiten gebruikten repressieve wetten om de vrijheid van meningsuiting aan banden te leggen en kritische stemmen het zwijgen op te leggen. Activisten en organisaties voor de mensenrechten kregen nog altijd af te rekenen met vervolging en intimidatie. Met repressieve wetten probeerde de overheid studentenactivisten, academici, journalisten en mensenrechtenactivisten de mond te snoeren.
Iran: Zware onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzaam vergaderen en van de godsdienstvrijheid. Wie vreedzaam kritiek uitte, belandde in de gevangenis na een oneerlijk proces voor een “revolutionaire rechtbank”. Het overkwam journalisten, advocaten, bloggers, studenten, vrouwenrechtenactivisten, filmmakers en zelfs muzikanten.
Myanmar: Tienduizenden mensen van de Rohingya-minderheid, die nog altijd verstoken blijft van een nationaliteit, raakten ontheemd als gevolg van “zuiveringsoperaties”. Daarbij werd melding gemaakt van moorden, het lukraak vuren op burgers, verkrachting en willekeurige arrestaties. Ondertussen publiceerden staatsmedia artikelen waarin verontrustend vernederende taal werd gebruikt.
Rusland: De regering legde nationale ngo’s het vuur aan de schenen, met toenemende propaganda tegen critici die werden bestempeld als “ongewenst” of als “buitenlandse agenten”. Voor het eerst ook werden ngo’s gerechtelijk vervolgd onder de wet op de “buitenlandse agenten”. Tientallen onafhankelijke ngo’s die financiële steun uit het buitenland kregen, werden toegevoegd aan de lijst van “buitenlandse agenten”. Op het gebied van buitenlands beleid was er de totale minachting voor het internationaal humanitair recht bij de interventie in Syrië.
Saoedi-Arabië: Dissidenten, mensenrechtenverdedigers en activisten voor de rechten van minderheden werden opgepakt en gevangengezet op basis van vaag omschreven beschuldigingen als “beledigen van de staat”. Coalitietroepen onder de leiding van Saoedi-Arabië maakten zich schuldig aan ernstige schendingen van het internationale recht, waaronder vermeende oorlogsmisdaden, in Jemen. De coalitietroepen bombardeerden scholen, ziekenhuizen, markten en moskeeën, waarbij ze duizenden burgers doodden en verwondden. Ze maakten daarbij gebruik van wapens geleverd door de regeringen van de VS en het Verenigd Koninkrijk, met inbegrip van internationaal verboden clusterbommen.
Soedan: Er waren sterke bewijzen dat regeringstroepen in Darfoer chemische wapens inzetten. Elders werden vermeende opposanten en mensen die kritiek uitten op de regering onderworpen aan willekeurige arrestaties en opsluitingen. Talrijke gewonden vielen bij het uiteendrijven van bijeenkomsten, waarbij de autoriteiten buitensporig geweld gebruikten.
Syrië: Oorlogsmisdaden en zware schendingen van de mensenrechten bleven onbestraft, onder meer lukrake aanvallen en directe aanvallen op burgers en lang aanhoudende belegeringen van residentiële gebieden. Mensen die opkomen voor de mensenrechten zijn er bijna niet meer: de activisten zitten in de gevangenis, zijn gefolterd of zijn verdwenen of gedwongen het land te ontvluchten.
Thailand: Noodmaatregelen, lastercampagnes en wetten die opruiing bestraffen, beperkten de vrijheid van meningsuiting.
Turkije: Tienduizenden werden opgepakt en opgesloten na de mislukte staatsgreep, honderden ngo’s moesten hun activiteiten stopzetten, media werden massaal aan banden gelegd, en in de Koerdische gebieden bleef het geweld woeden.
Venezuela: Harde aanpak van activisten die alarm sloegen over de humanitaire crisis, veroorzaakt door het falen van de regering om de economische en sociale rechten van de bevolking te respecteren.
Verenigd Koninkrijk: na het referendum over het lidmaatschap van de Europese Unie piekte het aantal haatmisdrijven. Een nieuwe surveillancewet gaf de inlichtingen- en andere diensten aanzienlijk meer bevoegdheden om op grote schaal de privacy van burgers te schenden.
Verenigde Staten: De verkiezingscampagne voor het presidentschap werd gekenmerkt door discriminerende, vrouwvijandige en xenofobe retoriek. De bezorgdheid over het toekomstig engagement van de VS op vlak van mensenrechten in binnen- en buitenland nam daardoor toe.
Zuid-Soedan: Voortdurende gevechten met vernietigende humanitaire gevolgen voor de burgerbevolking, die mensenrechtenschendingen en misbruiken van het humanitaire recht moet ondergaan.