Afbeelding
Israël/bezette Palestijnse gebieden: mogelijke oorlogsmisdaden moeten onderzocht worden
Rapport

Israël/bezette Palestijnse gebieden: mogelijke oorlogsmisdaden moeten onderzocht worden

25 oktober 2022

Het Internationaal Strafhof (ICC) moet onwettige aanvallen tijdens de Israëlische militaire actie in de Gazastrook in augustus 2022 onderzoeken als oorlogsmisdaden. Dit zegt Amnesty International in een vandaag gepubliceerd onderzoek.

Aan de hand van foto's van wapenscherven, analyse van satellietbeelden en getuigenissen uit tientallen interviews, reconstrueerde de organisatie de omstandigheden rond drie specifieke aanvallen, waarvan er twee werden uitgevoerd door Israëlische strijdkrachten en één hoogstwaarschijnlijk door Palestijnse gewapende groepen. De briefing They were just kids’: Evidence of war crimes during Israel’s August 2022 Gaza offensive, zet uiteen waarom deze aanvallen mogelijk neerkomen op oorlogsmisdaden.

‘Precieze’ aanvallen

Amnesty International stelde vast dat de twee Israëlische aanvallen samen zes Palestijnse burgers hebben gedood. Tijdens het offensief in augustus schepten de Israëlische autoriteiten op over de precisie van hun operatie. Maar volgens Amnesty maakten deze 'precieze' aanvallen onder meer een vierjarig jongetje, een tiener die het graf van zijn moeder bezocht en een 22-jarige studente tot slachtoffer.

Een derde door Amnesty International onderzochte aanval, waarbij zeven Palestijnse burgers werden gedood, lijkt te zijn veroorzaakt door een ongeleide raket die door Palestijnse gewapende groepen werd gelanceerd.

Apartheid

“Het laatste offensief van Israël op Gaza duurde slechts drie dagen, maar dat was ruimde tijd om nieuwe trauma's en verwoesting op de belegerde bevolking los te laten. De drie dodelijke aanvallen die we hebben onderzocht, moeten worden onderzocht als oorlogsmisdaden. Alle slachtoffers van deze onwettige aanvallen en hun families verdienen gerechtigheid en herstelbetalingen,” aldus Agnès Callamard, secretaris-generaal van Amnesty International.

“De door ons gedocumenteerde schendingen werden gepleegd in het kader van Israëls aanhoudende illegale blokkade van Gaza, een belangrijk instrument van de Israëlische apartheidspolitiek. De Palestijnen in Gaza worden gedomineerd, onderdrukt en gesegregeerd, en zitten al 15 jaar gevangen in een nachtmerrie. Het ICC moet niet alleen onderzoek doen naar oorlogsmisdaden die in Gaza zijn gepleegd, maar ook naar apartheid als misdaad tegen de mensheid.”

Bewijsmateriaal

Amnesty International interviewde 42 personen voor het onderzoek, onder wie overlevenden van aanvallen, familieleden van doden of gewonden, ooggetuigen en medici. De Israëlische autoriteiten hebben Amnesty International sinds 2012 de toegang tot de Gazastrook ontzegd, dus zette de organisatie een veldwerker in die 17 aanvalslocaties bezocht en bewijsmateriaal verzamelde, zoals foto's van wapenresten. De wapendeskundige van Amnesty International en het Evidence Lab analyseerden het ter plaatse verzamelde bewijs, evenals satellietbeelden en ander open-source materiaal met betrekking tot de aanvallen.

Amnesty International meent voldoende bewijs te hebben om de rechtmatigheid van drie van de 17 gedocumenteerde aanvallen te beoordelen.

Amnesty International schreef de Israëlische autoriteiten en de Palestijnse Islamitische Jihad op 30 september 2022 een brief met een samenvatting van haar belangrijkste bevindingen en een verzoek om commentaar. Op het moment van publicatie had Amnesty International van geen van beide een reactie ontvangen.

Tientallen burgers gedood

Op 5 augustus 2022 lanceerde Israël wat het omschreef als een ‘preventief’ militair offensief op de Gazastrook, gericht tegen de Palestijnse Islamitische Jihad en diens gewapende vleugel de Al-Quds Brigades. De Israëlische autoriteiten zeiden dat het offensief een reactie was op dreigende aanvallen.

Volgens de VN zijn bij de gevechten 49 Palestijnen gedood. Volgens Amnesty International zijn 33 Palestijnen van hen, waaronder 17 burgers, gedood door Israëlische troepen. Van de overige 16 gedode Palestijnen waren er volgens Amnesty International 14 burgers.

Amnesty heeft voldoende bewijs verzameld om te concluderen dat zeven van de slachtoffers zijn gedood door een raket die door Palestijnse gewapende groepen is afgevuurd, maar kon niet vaststellen welke partij verantwoordelijk was voor de overige zeven burgerdoden. Deze zeven burgers werden gedood bij vier aanvallen, waarna restanten van wapens onmiddellijk werden verwijderd. Daardoor hadden de onderzoekers van Amnesty International geen toegang tot materieel bewijsmateriaal. Deze verwijdering komt overeen met een patroon dat is vastgesteld in eerdere gevallen waarin Palestijnse raketten verkeerd terechtkwamen.

Duniana al-Amour gedood

Duniana al-Amour, een 22-jarige studente beeldende kunst die met haar familie in een dorp bij Khan Younis in de zuidelijke Gazastrook woonde, werd gedood bij wat volgens Amnesty International de eerste Israëlische aanval van het weekend was. Op 5 augustus rond 15.55 uur raakte een projectiel van een Israëlische tank het huis van de familie al-Amour, waarbij Duniana werd gedood en haar moeder Farha en haar 25-jarige zus Areej werden verwond. Duniana's vader Adnan al-Amour, die olijfbomen op zijn veld aan het besproeien was toen hij de aanval hoorde, zei dat zijn vrouw en kinderen op dat moment thee aan het drinken waren in het huis, zoals elke vrijdag gebruikelijk was.

Het huis van de familie al-Amour ligt op slechts 1 km afstand van het grenshek van Gaza met Israël. Het is ook ongeveer 750 meter verwijderd van een wachttoren van de Al-Quds Brigades, en 360 meter van een wachttoren van de Izz al-Din al-Qassam Brigades, de gewapende vleugel van Hamas. Ongeveer 20 minuten na de beschieting van het huis van al-Amour werd de toren van de Al-Quds Brigades door Israëlische troepen beschoten.

Dankzij foto's van restanten van munitie kon de wapendeskundige van Amnesty International het projectiel dat Duniana doodde identificeren als een 120mm M339 tankkogel, die momenteel wordt geproduceerd door het Israëlische bedrijf IMI Systems, eigendom van Elbit Systems. Het projectiel, dat niet in het bezit is van Palestijnse gewapende groepen, wordt op de markt gebracht als een projectiel met een ‘hoge trefkans en dodelijkheid met weinig bijkomende schade’. Uit foto's van de schade aan het huis van de familie al-Amour blijkt dat het projectiel slechts in één muur een gat sloeg.

Een analyse van de precisie van het projectiel stelde Amnesty International in staat het beoogde doel te identificeren. De meeste 120mm-kanonnen hebben een richtfout van slechts 4 meter - dit betekent dat de helft van alle kogels die ze afvuren naar verwachting binnen een cirkel van 4 meter zal inslaan, als ze goed zijn gericht. Het is daarom onwaarschijnlijk dat de tank op een van de wachttorens richtte toen hij het huis trof - hij zou honderden meters gemist moeten hebben.

Uit het onderzoek van Amnesty International blijkt dat de Israëlische strijdkrachten het huis van de familie Al-Amour opzettelijk als doelwit hebben gekozen. De organisatie vond geen bewijs dat leden van de familie al-Amour betrokken zijn bij de gewapende strijd.

Adnan al-Amour zei: “We zitten aan de grens en [Israëlische soldaten] weten alles over ons en weten dat we niets met politiek te maken hebben, dat we gewoon simpele boeren zijn. Hun drones houden elke beweging van ons in de gaten.”

Het Israëlische leger heeft geen commentaar gegeven op de beschieting van het huis van de familie al-Amour, en heeft geen indicatie gegeven dat zij van plan zijn de moord op Duniana al-Amour te onderzoeken.

Aanval op de begraafplaats Al-Falluja

Op 7 augustus rond 19.00 uur werd de begraafplaats Al-Falluja in Jabalia in het noorden van de Gazastrook door een raket getroffen. De aanval doodde vijf kinderen: Nadhmi Abu Karsh (15) en de neven Jamil Najmiddine Nejem (4), Jamil Ihab Nejem (14), Hamed Haidar Nejem (16) en Muhammad Salah Nejem (16) jaar. Amir Abu al-Mi'za (8), raakte ernstig gewond; er zitten granaatscherven in de buurt van zijn ruggenmerg.

De kinderen woonden allemaal in het zwaar overbevolkte vluchtelingenkamp Jabalia. Haidar Nejem, de vader van Hamed Nejem, zei dat de kinderen vaak op het kerkhof speelden waar meer ruimte was.

De vijftienjarige Nadhmi Abu Karsh bezocht het graf van zijn moeder toen de aanval plaatsvond. Zijn vader Fayez zei:

“Plotseling hoorden we het geluid van een raket die vlak bij ons ontplofte. Ik haastte me naar de begraafplaats, net als bijna iedereen in de buurt. Mensen begonnen lichaamsdelen te verzamelen. Ouders konden de lichamen van hun eigen kinderen niet herkennen. Ze wisten niet of de stukken die ze vasthielden van hun zonen waren.”

Het Israëlische leger gaf aanvankelijk de Palestijnse Islamitische Jihad de schuld van de aanval. Maar op 16 augustus vertelden anonieme bronnen in het leger aan de krant Haaretz dat uit een voorlopig onderzoek naar de aanval was gebleken dat noch de Palestijnse Islamitische Jihad, noch de Al-Quds Brigades op het moment van de aanval raketten afvuurden. Israël zou echter ‘doelen’ in de buurt van het gebied hebben aangevallen. Sinds de publicatie van het artikel heeft het Israëlische leger deze berichten bevestigd noch ontkend.

De wapendeskundige van Amnesty International stelde vast dat de door haar veldwerker gefotografeerde stukken metaal overeenkomen met fragmenten van een Israëlische geleide raket. Omwonenden meldden dat ze kort voor de aanval een drone hoorden overvliegen.

Mogelijke oorlogsmisdaad

Amnesty International kon geen bewijzen vinden van militaire activiteiten van gewapende groepen in de buurt van de begraafplaats ten tijde van de aanval. Satellietbeelden van 10 dagen eerder toonden geen duidelijk militair doelwit in de buurt, en bewoners zeiden dat de situatie op 7 augustus niet was veranderd. Het ontbreken van duidelijke militaire doelen wijst erop dat er sprake kan zijn geweest van een doelbewuste, directe aanval op burgers of burgerobjecten, wat zou kunnen neerkomen op een oorlogsmisdaad.

Zelfs als de Israëlische strijdkrachten het op Palestijnse strijders of militaire uitrusting gemunt hadden toen zij de begraafplaats aanvielen, vereist de gruwelijke uitkomst een dringend onderzoek of alle haalbare voorzorgsmaatregelen zijn genomen om de burgers te beschermen.

Aanval op het vluchtelingenkamp Jabalia

Op 6 augustus om 21.02 uur trof een projectiel een weg in het vluchtelingenkamp Jabalia, waarbij zeven Palestijnse burgers werden gedood: Momen al-Neirab (6) en zijn broer Ahmad al-Neirab (12), Hazem Salem (8), Ahmad Farram (16), Khalil Abu Hamada (18), Muhammad Zaqqout (19) en Nafeth al-Khatib (50).

Muhammad al-Neirab, wiens kinderen Ahmad en Momen werden gedood bij de aanval, zei:

“Het was een hete zomeravond en we hadden de gebruikelijke stroomstoring, waardoor de kinderen niet thuis konden blijven, wat erg klein en verstikkend is, vooral als er geen elektriciteit is [...] Om 21.02 uur werd de straat geraakt. Het was gevuld met gewonden, met bloed, met granaatscherven. Mijn zoontje Momen stierf in mijn armen en Ahmad stierf op 1 meter afstand van mij. We putten alleen troost uit het feit dat de lichamen van onze kinderen niet aan stukken zijn gereten.”

Muhammad al-Neirab was een van de vele mensen die in interviews zinspeelden op ontberingen door Israëls illegale blokkade, zoals stroomonderbrekingen en gebrek aan ruimte. Door de gevechten in augustus moest de enige elektriciteitscentrale van Gaza twee dagen worden stilgelegd, waardoor de humanitaire crisis als gevolg van de blokkade verder werd verergerd. Meer dan 1.700 woningen werden tijdens de gevechten beschadigd, waardoor ongeveer 450 Palestijnen ontheemd raakten.

Volgens Amnesty International zijn er voldoende aanwijzingen dat de aanval op het vluchtelingenkamp in Jabalia het gevolg was van een verkeerd afgevuurde raket die door Palestijnse gewapende groepen werd gelanceerd en kennelijk op Israëlisch grondgebied was gericht. Onderzoekers hebben verschillende overeenkomsten vastgesteld tussen de aanval in Jabalia en eerdere aanvallen die zijn toegeschreven aan Palestijnse gewapende groepen. Er waren bijvoorbeeld wapenresten verwijderd - dit is opmerkelijk omdat Palestijnse autoriteiten en gewapende groepen in Gaza over het algemeen resten van Israëlische wapens en munitie bewaren en tentoonstellen.

Door Amnesty International geïnterviewde inwoners zeiden dat ze voor de aanval geen Israëlisch vliegtuig of drone hadden gezien of gehoord. Andere inwoners, die anoniem wilden blijven, zeiden dat ze geloofden dat een ‘lokale raket’ verantwoordelijk was voor de aanval. Twee minuten voor de aanval begon de Al-Quds Brigades op sociale media een live video te delen van wat het beschreef als een volley raketten die in de richting van Israël werden afgevuurd.

Achtergrond

Amnesty International heeft herhaaldelijk gerapporteerd over onwettige moorden en mogelijke oorlogsmisdaden in Gaza. In hoofdstuk 6 van haar rapport uit februari 2022, Israel’s apartheid against Palestinians: Cruel system of domination and crime against humanity, licht de organisatie toe hoe zulke daden neerkomen op apartheid als misdaad tegen de mensheid.

Lees ook

Meer nieuws