Afbeelding
Israël: terugsturen van Afrikaanse asielzoekers teken van ernstig gebrek aan verantwoordelijkheidszin
Persbericht

Israël: terugsturen van Afrikaanse asielzoekers teken van ernstig gebrek aan verantwoordelijkheidszin

27 maart 2018

Met de deportatie van Eritrese en Soedaneze asielzoekers onttrekt Israël zich op een wrede manier aan zijn verantwoordelijkheid.

“Israël deporteert Afrikaanse asielzoekers naar twee niet nader genoemde Afrikaanse landen. Zo ontloopt Israëlische regering haar verantwoordelijkheid ten opzichte van vluchtelingen en voedt ze de globale vluchtelingencrisis” stelt Amnesty International, nu het Israëlische Hooggerechtshof het legale karakter van het beleid herbekijkt.

Naar verluidt heeft Israël met twee landen geheime akkoorden afgesloten. Het gaat heel waarschijnlijk om Oeganda en Rwanda.

“De Israëlische regering ontloopt haar verantwoordelijkheid ten opzichte van vluchtelingen en voedt de globale vluchtelingencrisis.”

In januari startte de Israëlische regering met een nieuwe “Procedure voor deportatie naar derde landen”. Hierbij krijgen mensen die akkoord gaan om te vertrekken 3500 dollar en een ticket naar hun land van herkomst of naar een niet genoemd “derde land”. Wie dit weigert, riskeert voor onbepaalde duur opgesloten te worden. Volgens de Israëlische regering faciliteert deze aanpak het “vrijwillig vertrek” van “infiltranten”.

“Hoe kan de Israëlische regering dit een manier noemen om asielzoekers “vrijwillig” te deporteren wanneer vervolging of detentie van onbepaalde duur de enige alternatieven zijn?”, vraagt Philip Luther zich af. De Research & Advocacy-directeur voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika bij Amnesty International vindt dat niemand voor een dergelijke keuze gesteld mag worden.

“Als je kijkt naar de schaal van de vluchtelingencrisis in de wereld, is de gedwongen – en illegale – deportatie van Eritrese en Soedanese asielzoekers een roekeloze manier om je verantwoordelijkheid van je af te schuiven. Zulke slecht doordacht beslissingen zijn het kenmerk geworden van een dysfunctioneel asiel- en immigratiebeleid.”

Het beleid van het Israëlische Bevolkings-, Immigratie- en Grensagentschap voorziet dat Eritrese en Soedanese mannelijke “infiltranten” Israël ten laatste op 4 april moeten verlaten. De procedure voor deportatie naar derde landen is gebaseerd op de aanname dat de gedeporteerden ofwel nooit asiel hebben aangevraagd en niet wettig in Israël hebben geleefd of asiel hebben aangevraagd, maar er niet voor in aanmerking kwamen. Degenen die na 1 januari hun aanvraag hebben ingediend zullen ook uitgewezen worden.

Onder het mom van “vertrouwelijk” en “mogelijk schadelijk voor Israëls internationale reputatie” heeft de Israëlische regering geen details verschaft over de akkoorden, noch over de identiteit van de “derde landen”. Rwanda en Oeganda hebben het bestaan van de akkoorden ontkend.

“Israël is één van de rijkste landen in het Midden-Oosten. Toch vangt Rwanda minstens drie keer zoveel vluchtelingen op als Israël en is de vluchtelingenpopulatie van Oeganda meer dan twintig keer zo groot als die van Israël.”

Israël heeft een van de hoogste bruto binnenlandse producten (BBP) en is een van de rijkste landen in het Midden-Oosten. Het BBP per capita van Israël is meer dan 50 keer zo groot als dat van Rwanda en meer dan 55 keer als dat van Oeganda. Toch vangt Rwanda minstens drie keer zoveel vluchtelingen op als Israël en is de vluchtelingenpopulatie van Oeganda meer dan twintig keer zo groot als die van Israël.

“De Israëlische regering heeft de plicht om te reageren op de globale vluchtelingencrisis zoals veel andere welvarende landen dat gedaan hebben: door asielzoekers die een thuis nodig hebben toe te laten tot het Israëlische grondgebied. Nu schuift ze de verantwoordelijkheid door naar landen die slechts een fractie van haar welvaart en middelen hebben en veel grotere eigen vluchtelingenpopulaties”, aldus Philip Luther.

De deportaties naar Rwanda en Oeganda door Israël zijn illegaal

Ongeacht hun identiteit zijn de akkoorden die Israël met de Afrikaanse landen heeft afgesloten illegaal volgens het internationaal recht, aangezien ze indruisen tegen het verbod op non-refoulement. Dit is het verbod op terugzending van een vluchteling naar een land waar hij of zij vervolging en andere ernstige schendingen van de mensenrechten te vrezen heeft of waar zijn of haar leven of veiligheid in gevaar is.

“Velen zullen nu geen andere optie meer zien dan hun tocht verder te zetten door Libië, en de gevaarlijke oversteek via de Middellandse Zee naar Europa te wagen.”

Het Israëlische Hooggerechtshof heeft er terecht op gewezen dat de geheime aard van de akkoorden asielzoekers wettelijke bescherming of toegang tot juridische middelen ontzegt. Bovendien zullen velen die uitgewezen zullen worden nu geen andere optie meer zien dan hun tocht te verder te zetten door Libië, en de gevaarlijke oversteek naar Europa via de Middellandse Zee te wagen.

“Dit beleid brengt de asielzoekers in een extreem kwetsbare positie, aangezien ze blootgesteld worden aan het risico om teruggestuurd te worden naar hun land van oorsprong en ze noch de Israëlische regering, noch de regering van het derde land ter verantwoording kunnen roepen”, verklaart Luther.

“We beschikken over verschillende dossiers van asielzoekers die door Israël uitgewezen zijn met de belofte om in Oeganda en Rwanda een huis en werkvergunningen te krijgen, maar eenmaal ze waren aangekomen in het nieuwe land, bleek dit allemaal niet te kloppen”.

Van de Eritrese en Soedanese asielzoekers die naar Rwanda en Oeganda gedeporteerd zijn – en later geïnterviewd werden door ngo’s, academici en het VN Vluchtelingenagentschap UNHCR – kreeg niemand bij zijn aankomst een reguliere verblijfsstatus.

Rwanda en Oeganda ontkennen de aanwezigheid van asielzoekers uit Israël op hun grondgebied. Door te ontkennen dat er een akkoord met Israël bestaat weigeren ze ook hun verplichtingen ten opzichte van de gedeporteerde asielzoekers te erkennen.

Israel keert zijn rug naar asielzoekers en vluchtelingen – de schokkende statistieken

Israël’s erkenningsgraad voor Eritrese en Soedanese asielaanvragen is extreem laag: minder dan 0,5%. Van de 15.200 asielaanvragen die tussen 2013 en 2017 door Eritrese en Soedanese asielzoekers werden ingediend, zijn hebben er slechts 12 geleid tot een erkenning als vluchteling.

Het voorbije decennium heeft Israël slechts 0,1% van de Eritrese asielzoekers als vluchteling erkend. Ter vergelijking, 92,5% van de Eritreeërs die in 2016 in de landen van de Europese Unie de status van vluchteling aanvroegen, kreeg die ook.

De voornaamste reden voor deze dramatisch lage erkenningsgraad van Eritrese asielzoekers is dat Israël deserteurs uit het Eritrese leger niet in aanmerking vindt komen voor de status van vluchteling. Dit druist nochtans in tegen de toelatingsrichtsnoeren van de UNHCR.

In januari 2018 oordeelde het Israëlische Hooggerechtshof dat de interpretatie van de Israëlische regering van de noden qua bescherming van deserteurs uit het Eritrese leger niet strookte met de Vluchtelingenconventie van 1951. Op 22 maart droeg adjunct-procureur-generaal Dina Zilber het Bevolkings-, Immigratie- en Grensagentschap op om de dossiers van Eritreeërs die vastzitten in de Saharonim-gevangenis en wiens asielaanvragen verworpen waren te heronderzoeken.

Philip Luther: “De Israëlische regering moet meteen stoppen met de deportatie van Eritrese en Soedanese asielzoekers naar Rwanda en Oeganda. Er moet op een eerlijke manier bepaald worden of ze recht hebben op de vluchtelingenstatus. De regeringen van Rwanda en Oeganda moeten meteen elke samenwerking met de Israëlische regering op dit vlak stopzetten”.

“De Israëlische overheid moet weten dat de wereld met verontwaardiging toekijkt naar deze schaamteloze minachting voor mensenlevens en de menselijke waardigheid, en naar de manier waarop ze haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de wereldbevolking ontloopt”, besluit Luther.

Lees ook

Meer nieuws