Irak: autoriteiten van de Koerdische Regio laten slachtoffers huiselijk geweld in de steek
De autoriteiten van de Iraakse Koerdische Regio (KR-1) slagen er niet in daders van huiselijk geweld ter verantwoording te roepen. Het gaat hier onder meer om gruwelijke zaken van moord, verkrachting, misbruik en verbranding. Slachtoffers en overlevenden van dit geweld die bescherming zoeken in het opvangsysteem in de regio, krijgen willekeurige beperkingen opgelegd op hun vrijheden.
Dat blijkt uit een nieuw rapport dat Amnesty International vandaag uitbrengt.
Ondanks een aantal positieve wettelijke stappen die zijn genomen in KR-1 om huiselijk geweld te bestrijden, laat het rapport “Daunting and Dire: Impunity, underfunded institutions undermine protection of women and girls from domestic violence in the Kurdistan Region of Iraq” zien hoe slachtoffers in de praktijk hindernissen tegenkomen in hun zoektocht naar bescherming en gerechtigheid. Er is een gebrek aan politieke wil bij de autoriteiten om daders van huiselijk geweld te vervolgen, of om betekenisvolle hulp te bieden aan vrouwen en meisjes die zich tot de staat wenden voor bescherming.
‘Slachtoffers van huiselijk geweld in KR-1 worden overal genegeerd’, zegt Aya Majzoub van Amnesty International. Vanaf het moment dat ze ontsnappen uit hun situatie van mishandeling, komen deze vrouwen en meisjes allerlei hindernissen tegen in hun zoektocht naar bescherming en gerechtigheid. Zij blijven daardoor risico lopen en de daders blijven ongestraft. Slachtoffers die hun toevlucht zoeken in opvangcentra worden geconfronteerd met gevangenisachtige omstandigheden, die er soms toe leiden dat vrouwen en meisjes terugkeren naar situaties waarin ze vreselijk werden misbruikt.’
Vooruitstrevende wet
‘De Koerdische Regio heeft een vooruitstrevende wet op het gebied van huiselijk geweld, de meest progressieve van Irak, maar uit het onderzoek van Amnesty International blijkt dat deze wet op het moment niet veel meer is dan een geschreven document. Dit rapport is een oproep om dringend stappen te zetten om de straffeloosheid voor huiselijk geweld te stoppen, onder meer door te zorgen voor een effectief en op slachtoffers gericht onderzoek. De autoriteiten moeten een einde maken aan de verplichte verzoeningsprocessen die noodzakelijk zijn voor strafrechtelijke vervolging. Daarnaast moet de KRG (Kurdistan Regional Government) meer financiële middelen beschikbaar maken voor de instanties die slachtoffers van huiselijk geweld steunen, de vereiste van een gerechtelijk bevel en een officiele klacht als toegang voor opvangcentra wegnemen, en de omstandigheden in de opvangcentra verbeteren.’
Methodologie
Het rapport is gebaseerd op interviews met 57 individuen, onder wie vijftien vrouwelijke slachtoffers van huiselijk geweld, en directeuren en medewerkers van Directorate for Combating Violence Against Women and the Family (DCVAW) en opvangcentra voor vrouwen, medewerkers van ngo’s, advocaten en ambtenaren zoals de minister van Werk en Sociale Zaken van de KRG. De interviews werden gehouden tijdens twee onderzoeksreizen in maart en september 2023 naar de gouvernementen Arbil, Sulaimaniya en het administratieve gebied Garmiyan. Een onderzoeker van Amnesty International bezocht ook drie van de vier door de staat gerunde opvangcentra voor slachtoffers van huiselijk geweld.
Er zijn geen officiële cijfers beschikbaar over aan gendergerelateerd geweld, maar de autoriteiten hebben aangegeven dat ten minste dertig vrouwen zijn gedood in 2023 en 44 in 2022. Ngo-medewerkers vertelden Amnesty International dat de werkelijke aantallen waarschijnlijk veel hoger liggen. In 2022 ontving de DCVAW 15.896 klachten over huiselijk geweld, maar de aantallen van 2023 waren niet beschikbaar voor Amnesty International.
Juridisch systeem houdt straffeloosheid in stand
Uit het rapport blijkt dat slachtoffers van huiselijk geweld veel hindernissen tegenkomen in hun zoektocht naar gerechtigheid. Zo moeten de slachtoffers zelf een aanklacht indienen tegen de dader voor vervolging van huiselijk geweld en om toegang te krijgen tot bescherming zoals opvangcentra. Veel vrouwen zijn bang voor wraakacties of bedreigingen als ze dit doen. Een medewerker uit een opvangcentrum zei: ‘In onze maatschappij… Het [indienen van een juridische klacht] wist al je blauwe plekken en wonden uit en laat jou als de aanvaller achter.’
Vrouwen zijn niet snel geneigd om gerechtigheid te zoeken. Dat komt onder andere doordat de gerechtelijke procdures lang zijn en doordat machtige rechters vooringenomen zijn ten opzichte van de daders van misbruik. Ook vinden deze rechters de bescherming van de ‘familie-eenheid’ vaak belangrijker dan de bescherming van vrouwen. Rechtszaken zijn voor de vrouwen vaak een vernederende ervaring. Veel vrouwen trekken aanklachten dan ook weer in en komen weer terecht in situaties van misbruik.
Wanneer een slachtoffer een aanklacht intrekt treft de rechtbank slechts één beschermingsmaatregel. De dader moet een verklaring ondertekenen waarin hij belooft om het slachtoffer ‘geen kwaad te doen’. Zo’n verklaring moet soms ook worden ondertekend door familielesen van het slachtoffer, als zij degenen zijn die het slachtoffer bedreigen. Deze verklaring is echter niet juridisch bindend. Maatschappelijk werkers vertelden Amnesty International dat er veel gevallen zijn van vrouwen en meisjes die werden gedood na het tekenen van dit soort verklaringen. In een geval ging het om twee zussen, van 17 en 19 jaar, die in september 2020 werden gevonden, een maand nadat ze een opvangcentrum hadden verlaten. Hun vader had de verklaring ondertekend nadat de meisjes door hun familieleden waren overtuigd om de aanklachten tegen hem in te trekken.
De directeur van een ander opvangcentrum beschreef aan Amnesty International een ander geval van een tienermeisje van wie ‘de broer haar oren had afgesneden en al haar haar had afgeknipt… blijkbaar omdat ze social media gebruikte’. De directeur vertelde dat de rechter hen had gevraagd om de familie van het meisje aan te moedigen om haar terug te nemen. Haar broer werd nooit gearresteerd.
Slachtoffers en maatschappelijk werkers beschijven ook aan Amnesty International hoe stereotypes op het gebied van gender en een cultuur van de schuld geven aan het slachtoffer ervoor zorgen dat vrouwen niet snel naar de rechtbank gaan om daar het risico te lopen om vernederd te worden.
Een maatschappelijk werker vertelde Amnesty International hoe een rechter een vrouw die zwanger werd na verkracht te zijn door haar broer vertelde: ‘Als jij een vrouw was die zich goed gedraagt zou dit niet met je gebeurd zijn’. Haar familie overtuigde haar er toen van de aanklachten in te trekken.
De directeuren van opvangcentra gaven aan dat rechters in sommige gevallen de kant kiezen van mannen die misdaden hebben begaan tegen familieleden die niet hun echtgenote of kinderen zijn, om de eenheid van de familie te waarborgen. Zo beschreef een directeur hoe een 16-jarig meisje was verkracht door haar 26-jarige neef. De rechter veranderde de aanklacht van verkrachting van een minderjarige, waar een 15-jarige gevangenisstraf opstaat, naar overspel omdat ‘de man getrouwd was’ en ‘een familie had om voor te zorgen’. De directeur zei: ‘Ze leren mannen hoe weg te komen met verkrachting en moord.’
Tekortkomingen in de wet op huiselijk geweld
Uit het onderzoek van Amnesty International blijkt dat de Wet Huiselijk Geweld van de KR-1 de bescherming van de ‘familie-eenheid’ plaatst boven de bescherming van slachtoffers, en het legt straffen op aan daders die niet in verhouding zijn met de ernst van de misdrijven.
Wat het meest opzienbarend is, is dat de wet een verzoeningsproces voorschrijft tussen het slachtoffer en haar misbruiker voordat een rechter beslist of een zaak behandeld wordt. Deze verplichte verzoeningsprocessen staan haaks op een aanpak van huiselijk geweld waarin het slachtoffer centraal staat.
Volgens de wet wordt huiselijk geweld (ook fysieke verwondingen en verkrachting binnen het huwelijk) gezien als kleiner vergrijp waarop maximaal 3 jaar gevangenisstraf kan staan. De wet maakt het mogelijk voor rechters om strengere straffen op te leggen, maar rechters doen dit vrijwel nooit. Een advocaat zei: ‘[Ik herinner me] de zaak van een vrouw die ernstig was mishandeld door haar man. Ze deed drie keer aangifte maar iedere keer legde de rechter lage straffen op aan haar man. Ze ging drie keer naar de rechtbank, iedere keer met dezelfde verwondingen.’
Ook straffeloosheid voor ‘eerwraak’ is wijdverspreid, ondanks een wetswijziging uit 2002 die ‘eer’ als verzachtende omstandigheid verwijdert in moordzaken en andere ernstige misdrijven tegen vrouwen.
Inadequate beschermingsmaatregelen
Uit het onderzoek van Amnesty International bleek ook dat de beschermings- en meldingsorganisaties die de staat opzette zwaar ondergefinancierd zijn en een gebrek aan middelen hebben. Dit zorgt ervoor dat de instellingen vrouwen en meisjes niet goed kunnen ondersteunen. Hieronder vallen ook de DCVAW en opvangcentra die gerund worden door het ministerie van Werk en Sociale Zaken (MLSA). Mensen die werken bij deze instellingen gaven aan dat er bij de leidinggevenden een gebrek was aan geloof en toewijding om huiselijk geweld tegen vrouwen te bestrijden.
De drie opvangcentra die Amnesty International bezocht waren slecht onderhouden, overbevolkt, hadden te weinig personeel en waren niet goed uitgerust voor de behoeften van de slachtoffers. Vrouwen en meisjes hebben een bevel van de rechter nodig om toegelaten te worden tot deze opvang en ook om deze weer te verlaten. Dit bevel krijgen ze slechts wanneer ze een officiële klacht indienen tegen hun misbruiker. Dit sluit dus vrouwen buiten die dit uit angst voor wraak niet doen.
Eenmaal in de opvangcentra is de bewegingsvrijheid van de vrouwen en meisjes beperkt en hebben ze zeer beperkte toegang tot telefoons en internet. Deze beperkingen zijn disproportioneel en zijn een willekeurige beroving van hun vrijheid.
Een onderzoeker van de DCVAW zei dit:
‘De levens van vrouwen en meisjes die in een opvangcentrum terechtkomen, komen eigenlijk tot stilstand… Ik zie de vrouwen komen met verwondingen, blauwe plekken rond de ogen en weet dat zelfs als ik alles doe, ze dit centrum verlaat en in 90% van de gevallen weer teruggaat naar wat haar hier bracht.’
‘De hulpverleners zijn uitgeput. De KRG moet de belofte van ‘zero tolerance’ voor geweld tegen vrouwen in concrete actie vertalen. Ze moeten de steun voor de hulpinstellingen vergroten en wettelijke hervormingen doorvoeren om hindernissen voor gerechtigheid weg te nemen. Ook moeten ze de gemeenschap onderwijzen en zichtbaarheid creëren over op gender gebaseerde discriminatie en geweld. Het aantal meldingen van huiselijk geweld in de KR-1 neemt toe. Dit zou een belangrijke boodschap moeten zijn over hoe het huidige systeem vrouwen en meisjes in de steek laat’, zegt Aya Majzoub.