Afbeelding
10 jaar na start oorlog Kosovo, nog steeds open wonde
Persbericht

10 jaar na start oorlog Kosovo, nog steeds open wonde

19 maart 2009

Op de 10de verjaardag van de NAVO-bombardementen in Servië (maart 1999) hebben de meeste verantwoordelijken voor de verdwijningen en ontvoeringen van etnische Albanezen en Serviërs nog niet terechtgestaan.

Amnesty International vraagt nogmaals dringende maatregelen om oorlogsmisdaden en onbestrafte mensenrechtenschendingen te berechten.

"Zowel de Kosovaarse als de Servische autoriteiten zijn er niet in geslaagd om een grondig, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek te doen. Slechts enkele personen die verantwoordelijk waren voor de verdwijningen en de ontvoeringen zijn juridisch vervolgd," zegt Nicola Duckworth, directeur van Europa en Centraal-Azië programma bij Amnesty International.

Amnesty International registreerde opgravingen die niet opgetekend waren, vermiste documenten,politieke inmenging in het rechtssysteem; onderbroken onderzoeken en een hoop dubbel werk door verschillende instanties. De familieleden van duizenden vermisten ontvingen nog steeds geen stoffelijke resten van hun geliefden. De meerderheid wacht nog op gerechtigheid.

Meer dan 3000 etnische Albanezen zijn verdwenen door het toedoen van Servische politie, paramilitaire en militaire troepen. Andere etnische Albanezen werden ontvoerd door leden van gewapende etnische Albanese oppositiegroepen.

Ook ongeveer 800 Serviërs, Roma en leden van andere minderheidsgroepen werden ontvoerd door het Kosovaarse Bevrijdingsleger. Veel van hen werden, onder de ogen van de NAVO vredestroepen ontvoerd nadat het internationale gewapende conflict eindigde in juni 1999.

Zo’n 1900 families, zowel in Kosovo als in Servië, wachten nog op nieuws over het lot en de verblijfplaatsen van hun familieleden. Amnesty International sprak in de nasleep van de oorlog met de familieleden van vermiste personen, langs beide kanten. In februari 2009 ging Amnesty terug naar Kosovo en Servië om opnieuw met de verwanten te praten.

"De familieleden van de verdwenen personen leven verder in angst en bezorgdheid omdat ze niet weten wat er met hun geliefden gebeurd is. Ze zijn niet in staat om te rouwen of om waardig afscheid te nemen , omdat ze hen niet kunnen begraven. Tot nu toe zijn slechts de helft van de lichamen van de verdwenen personen teruggebracht naar hun familie om begraven te worden", zegt Nicola Duckworth

Ook de rechten van de familieleden worden geschonden. Ze weten niets over het lot en de verblijfplaats van hun familie. Ze kennen geen gerechtigheid en kregen ook geen schadevergoeding voor hun verlies.

Amnesty International roept de autoriteiten in Servië en Kosovo, inclusief de EU-missie EULEX op om hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. Op deze manier kunnen de familieleden op de hoogte gesteld worden van het lot en de verblijfplaats van hun geliefden. En zo worden de daders terechtgesteld.

Achtergrond

De NAVO lanceerde op 24 maart 1999 “Operation Allied Force” tegen Servië, om aanvallen van Servische politie en militaire troepen op etnische Albanezen in Kosovo te voorkomen. In juni 1999, na het conflict, werd Kosovo onder VN-bestuur geplaatst.

Op 17 februari 2008 verklaarde Kosovo zich eenzijdig onafhankelijk van Servië

Op 9 december 2008 nam een nieuwe EU- missie EULEX de verantwoordelijkheden over van de VN-missie UNMIK. Het mandaat van de EU-missie bestaat uit het onderzoeken en vervolgen van oorlogsmisdaden en zware schendingen.

Lees ook

Meer nieuws