Volgens het internationaal recht is foltering een straf of behandeling door de autoriteiten die erop gericht is iemand ernstige pijn toe te brengen of ernstig te doen lijden, lichamelijk of geestelijk.
Artikel 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) stelt: 'Niemand zal onderworpen worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.' Allerlei vormen van mishandeling worden dus door het internationaal recht net zo goed verboden als foltering. In 1984 hebben de Verenigde Naties het Verdrag tegen Foltering en Andere Wrede, Onmenselijke of Onterende Behandeling aangenomen, waarin het verbod op foltering en mishandeling bindend is vastgelegd. Zo'n 120 staten hebben dat verdrag inmiddels geratificeerd. Het verbod op foltering en van onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing is absoluut: geen enkel staatsbelang en geen enkele omstandigheid kan een overtreding hiervan rechtvaardigen.
Amnesty International is in alle gevallen tegen de doodstraf omdat die straf een vorm van foltering is, en ook een schending is van het recht op leven dat in artikel 3 van de UVRM wordt genoemd. De doodstraf is zowel wreed als zinloos. Het is nooit bewezen dat de dreiging van de doodstraf afschrikwekkender is dan bijvoorbeeld het vooruitzicht op een langdurige gevangenisstraf. Bovendien is de doodstraf onherroepelijk: ze kan niet worden teruggedraaid wanneer een proces oneerlijk is geweest of de verkeerde persoon is veroordeeld.