Afbeelding
Verbod op gezichtssluiers: vraag & antwoord
Actueel

Verbod op gezichtssluiers: vraag & antwoord

31 juli 2019

1. Waarom is een algemeen verbod op gezichtssluiers in strijd met mensenrechtenverdragen?

Een algemeen verbod op het dragen van een boerka of niqaab (gezichtssluiers) in de publieke ruimte is volgens Amnesty International strijdig met internationale mensenrechten: hierin is vastgelegd dat eenieder het recht heeft om zijn of haar geloof, persoonlijke overtuiging of identiteit uit te drukken door te kiezen hoe hij of zij zich kleedt.

De overheid is verplicht om dit recht te eerbiedigen, te beschermen en te waarborgen – door een omgeving te creëren waarin eenieder zijn of haar eigen keuzes kan maken, vrij van dwang, bedreiging of intimidatie. Dit betekent ook dat overheden verplicht zijn om vrouwen te beschermen tegen druk, bedreigingen of geweld vanuit hun familie of gemeenschap om een boerka of niqaab te dragen.

Kortom: vrouwen hebben het recht om een boerka of niqaab te dragen én om deze niet te dragen. Amnesty International verdedigt het standpunt dat mensen vrij zijn om aan hun mening, levensbeschouwelijke overtuiging of identiteit uitdrukking te geven door zelf te kiezen hoe zij zich kleden.

2. Moeten vrouwen die gedwongen worden een boerka te dragen niet worden beschermd?

Jawel. Amnesty International vindt dat de overheid effectieve maatregelen moet treffen om vrouwen te beschermen tegen alle dwang en geweld vanuit de familie of gemeenschap. Dwang om een boerka of niqaab te dragen, is een voorbeeld daarvan.

Amnesty International vindt echter niet dat de dragers van een boerka of niqaab moeten worden bestraft. Immers: daarmee worden ook vrouwen gestraft die geheel vrijwillig gezichtsbedekkende sluiers dragen. En komen vrouwen die gedwongen worden een boerka te dragen door een verbod mogelijk in een nog problematischer situatie terecht.

De overheid kan in individuele gevallen vrouwen beschermen tegen onderdrukking middels het familie- of het strafrecht. Daarnaast moeten overheden discriminatie van vrouwen bestrijden door effectieve wetgeving en beleid in te voeren. Ook moeten overheden zich inspannen om vooroordelen en stereotype denkbeelden te doorbreken over vrouwen en wat typische ‘vrouwelijk’ of ‘mannelijk’ zou zijn. Dat kan door voorlichting, sociale programma’s en onderwijs.

3. Vindt Amnesty de boerka een vorm van vrouwenonderdrukking?

Niet automatisch en niet in alle gevallen. Vrouwen voeren uiteenlopende redenen aan waarom zij een boerka of niqaab dragen, of waarom zij deze juist niet willen dragen.

Amnesty International meent dat het aan elke individuele vrouw zelf is om, vrij van dwang en druk, te bepalen of, en zo ja op welke wijze, zij uiting wil geven aan haar mening, of godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging. Dat recht is gegarandeerd in internationale mensenrechtenverdragen.

4. Kan een boerka of niqaab nooit verboden worden?

Jawel. Internationale mensenrechtenverdragen laten ruimte voor een verbod op het dragen van gezichtssluiers. De beperking van het recht op vrije meningsuiting en godsdienst (de rechten die hier in het geding zijn) is soms mogelijk; op specifieke plaatsen en in concrete omstandigheden. Zo’n inperking kan echter alleen gerechtvaardigd zijn ter bescherming van de rechten van anderen of het algemeen belang. Daaronder wordt de nationale veiligheid, openbare orde en veiligheid, volksgezondheid of goede zeden verstaan. Bovendien worden aan zulke inperkingen strikte eisten gesteld. Zij moeten bij wet zijn voorzien, een bepaald legitiem doel dienen, en noodzakelijk zijn en proportioneel in verhouding tot het doel.

Op bepaalde specifiek onveilige plaatsen kan een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding dan ook soms gerechtvaardigd zijn. Ook kan, wanneer dat objectief gerechtvaardigd is, zoals bij identiteitscontroles, van individuen geëist worden dat zij hun gezichtssluier afdoen. Zie verder vraag 8.

Ook kan de overheid regels opstellen aangaande het (niet) dragen van bepaalde kleding en religieuze of politieke symbolen door functionarissen die het officiële, neutrale overheidsgezag moeten vertegenwoordigen, zoals politiefunctionarissen of rechters. Ook kan van ambtenaren die contact hebben met burgers gevraagd worden hun gezicht niet te bedekken.

5. Dragers van een boerka beroepen zich vaak op de godsdienstvrijheid. Maar de Islam bevat toch geen plicht tot het dragen van een boerka?

In de islamitische wereld is inderdaad geen eensgezindheid over de plicht van (religieuze) vrouwen om bepaalde kleding of attributen te dragen.

Amnesty International vindt dat het echter niet aan de overheid is om een dergelijke religieuze discussie te beslechten. Zij dient zich in principe neutraal op te stellen in kwesties van theologische aard.

6. Een algemeen wettelijke verbod wordt toch ingesteld tegen alle gezichtsbedekkende kleding en niet expliciet tegen boerka’s?

Een algemeen verbod op gezichtsbedekkende sluiers of kleding kan wel neutraal geformuleerd zijn, maar is in de praktijk bedoeld en uitgewerkt om specifiek de boerka en niqaab uit de publieke ruimte te bannen.

Dit moet volgens Amnesty International ook zo gezien en beoordeeld worden. Een algemeen verbod op het bedekken van het gezicht zou een inperking van het recht op vrijheid van meningsuiting en godsdienst betekenen van degene die een boerka of niqaab dragen als uiting van hun identiteit, mening of geloof.

7. Het boerkaverbod wordt gesteund door een democratische meerderheid. Daar kan Amnesty toch niet aan voorbijgaan?

In België en Frankrijk hebben de parlementen in meerderheid ingestemd met een algemeen wettelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding.

Wanneer de uitoefening van een mensenrecht door een minderheid ondergeschikt wordt gemaakt aan de mening van de (overgrote) meerderheid, houdt dat recht op te bestaan. Een recht wordt zo een privilege waarvan de uitoefening afhankelijk is van de goedkeuring of welwillendheid van de meerderheid.

Als politiek neutrale organisatie beoordeelt Amnesty International beleid en wetgeving aan de hand van mensenrechtenverdragen. Deze verdragen zijn mede opgesteld om de rechten van minderheden in een samenleving te waarborgen. De stem van een meerderheid kan niet worden ingezet om een minderheid te discrimineren.

8. Omwille van de veiligheid kunnen gezichtssluiers toch verboden worden?

Ja, maar daarvoor zijn gevoelens van onveiligheid alleen niet voldoende. In de Europese landen waar nu een boerkaverbod wordt voorgesteld of al is ingevoerd, is geen verband aangetoond tussen gezichtssluiers en een (concrete) bedreiging van de openbare orde of veiligheid.

Overigens biedt de wet in de Europese landen al voldoende ruimte om te eisen dat iedereen zijn gezicht onbedekt laat op locaties of in situaties met een aantoonbaar veiligheidsrisico’s of bij identiteitscontrole.

Een algemeen verbod op het dragen van gezichtssluiers in de publieke ruimte wijst Amnesty dan ook af. Maar Amnesty benadrukt dat het internationaal recht ruimte biedt voor een verbod, dus een inperking van het recht op vrije meningsuiting en godsdienst, in concrete omstandigheden of situaties.

Verder moet bedacht worden dat mensen die kwaad willen juist zo weinig mogelijk willen opvallen. Daar slechts zeer weinigen in West-Europa een boerka of niqaab dragen, springt de drager van een dergelijk kledingsstuk hier juist enorm in het oog.

9. De boerka past toch niet in de onze Europese cultuur?

Veel mensen (moslims en niet-moslims) vinden het dragen van een gezichtssluier verwerpelijk en in strijd met de algemeen aanvaarde zeden, cultuur en tradities in de Europese samenleving. Internationale mensenrechtenverdragen zijn op dit punt helder: de afkeuring, ergernis of het ongemak van enkelen (of zelfs de overgrote meerderheid) kan nooit een legitimatie vormen voor de inperking van het recht op vrijheid van meningsuiting of godsdienst van een ander.

Het recht op vrijheid van meningsuiting beschermt (juist) ook schokkende, aanstootgevende of verontrustende uitingen.

10. Waarom veroordeelt Amnesty de verplichting om een hoofddoek of sluier te dragen in bepaalde Islamitische landen en wijst Amnesty tegelijkertijd een verbod in Europa af?

Amnesty International is niet voor of tegen een boerka, niqaab of hoofddoek. Amnesty vindt dat mensen vrij zijn om te kiezen wat zij willen dragen – en wat niet. Amnesty veroordeelt dan ook kledingvoorschriften voor vrouwen in onder meer Iran en Saudi-Arabië. En met dezelfde argumenten waarmee Amnesty door de overheid opgelegde kledingeisen in die landen veroordeelt, wijst zij een algemeen verbod dat wordt bepleit in sommige Europese landen af.

Amnesty heeft zich in de afgelopen jaren onder meer uitgesproken tegen kledingeisen die worden opgelegd aan vrouwen door de overheid en of (gewapende) oppositiegroeperingen in landen als Somalië, Jemen, de Tsjetsjeense Republiek (Russische Federatie), Saudi-Arabië, Iran, Irak en Pakistan.

Lees ook

Meer nieuws