Afbeelding
Onwettelijk en dodelijk: Palestijnse raket- en mortieraanvallen tijdens Gaza/Israël-conflict 2014
Rapport

Onwettelijk en dodelijk: Palestijnse raket- en mortieraanvallen tijdens Gaza/Israël-conflict 2014

26 maart 2015

Het nieuwe rapport van Amnesty International, Unlawful and deadly: rocket and mortar attacks by Palestinian armed groups during the 2014 Gaza/Israel conflict, windt er geen doekjes om: Palestijnse gewapende groeperingen begingen op verschillende momenten tijdens de Gaza-oorlog afgelopen zomer oorlogsmisdaden.

Dit rapport is het resultaat van een onderzoek naar het gedrag van Palestijnse gewapende groeperingen tijdens het Gaza/Israël conflict in 2014.

Meer dan 4.800 raketten en 1.700 mortieren werden afgelopen zomer vanuit Gaza op Israël afgevuurd. Vijf Israëlische burgers en één Thaïse arbeider kwamen hierbij om het leven. 1.600 Israëlische burgers raakten gewond. Amnesty heeft ook sterke aanwijzingen dat de raket die dertien Palestijnse burgers in een vluchtelingenkamp in Gaza doodde, afgevuurd werd door Palestijnse militanten.

Maar er is meer dan dat. Palestijnse gewapende groeperingen schonden ook op andere manieren het internationaal recht in de zomer van 2014. Zo sloegen ze raketten en munitie op in civiele gebouwen en vuurden ze raketten af vanuit of nabij locaties waar Palestijnse burgers hun toevlucht zochten voor Israëlische beschietingen.

Bovendien konden meer dan 100.000 bedoeïenen die in niet-erkende dorpen in Zuid-Israël wonen, niet genieten van de bescherming van het Israëlische raketafweersysteem, de Iron Dome. De Israëlische regering liet hen aan hun lot over.

Schendingen van het internationaal recht

Alle raketten die afgelopen zomer vanuit Gaza werden afgevuurd, waren ongeleide projectielen die onvoldoende accuraat gericht kunnen worden op specifieke doelwitten. Ze zijn dus inherent onoordeelkundig en het afvuren van dergelijke raketten wordt beschouwd als een oorlogsmisdaad. De afgevuurde mortieren zijn eveneens niet-precieze wapens die nooit ingezet mogen worden in of in de buurt van civiele gebieden.

Zowel de al-Qassam Brigades (de gewapende tak van Hamas) als de al-Quds Brigades (de gewapende tak van Islamitische Jihad) publiceerden bovendien verschillende communiqués waarin ze duidelijk stelden dat Israëlische burgercentra het rechtstreekse doelwit van raket- of mortieraanvallen waren. Palestijnse gewapende groeperingen, inclusief de gewapende tak van Hamas, vertoonden een flagrante onverschilligheid voor het internationaal humanitair recht en voor de gevolgen van hun schendingen voor burgers in Israël en de Gazastrook.

Het feit dat Palestijnse gewapende groeperingen oorlogsmisdaden begingen, ontslaat Israël echter allesbehalve van haar verplichtingen onder het internationaal recht. Schendingen van het internationaal recht door de ene partij rechtvaardigen op geen enkele manier schendingen door de tegenpartij. Zelfs als gewapende Palestijnse groeperingen oorlogsmisdaden pleegden, is het Israëlische leger nog steeds verplicht te allen tijde een onderscheid te maken tussen burgers en strijders en te verzekeren dat het voorziene militaire voordeel van een aanval proportioneel is ten opzichte van het aantal burgerslachtoffers en de schade aan civiele infrastructuur. Bovendien moet het Israëlische leger alle mogelijke maatregelen nemen opdat het risico dat burgers verwond worden en civiele infrastructuur beschadigd wordt, geminimaliseerd wordt.

Amnesty herinnert gewapende Palestijnse groeperingen daarnaast aan hun verplichting onder het internationaal recht om alle mogelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om burgers, civiele infrastructuur en gebouwen met een speciale status (zoals VN-infrastructuur) te ontzien.

Gebruik van menselijke schilden?

Israël beschuldigde Hamas meermaals van het gebruik van “menselijke schilden” tijdens de vijftig dagen durende oorlog. Israël verwees hiervoor onder meer naar de aanwezigheid van strijders in residentiële gebieden, de raketten en wapens die opgeslagen werden in scholen, het afvuren van raketten vanuit of nabij civiele infrastructuur en het graven van tunnels onder huizen en scholen.

Dergelijke voorvallen zijn een duidelijke schending van de verplichting om alle mogelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om burgers te beschermen tegen de gevolgen van een militaire aanval. Ze kunnen echter niet gelijkgesteld worden aan het gebruik van “menselijke schilden”. Het Internationale Comité van het Rode Kruis stelt dat het gebruik van menselijke schilden een doelbewuste co-locatie vereist van militaire doelwitten en burgers of personen hors de combat, met de specifieke intentie om te proberen te verhinderen dat deze militaire doelwitten aangevallen worden. Amnesty vond geen bewijzen dat Hamas of andere gewapende groeperingen burgers doelbewust bij militaire gebouwen stationeerden om te verhinderen dat deze werden aangevallen door het Israëlische leger.

Zelfs als Palestijnse gewapende groeperingen effectief menselijke schilden gebruikten, dan is Israël onder het internationaal recht nog steeds verplicht om alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om Palestijnse burgers te ontzien.

Wat moet gedaan worden?

De Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties richtte in juli 2014 een onafhankelijke onderzoekscommissie op om alle schendingen van het internationaal recht tijdens de Gaza-oorlog te onderzoeken. Israël besliste in november 2014 echter om niet samen te werken met de commissie en weigert de onderzoekers tot op heden de toegang tot Gaza. Dit bemoeilijkte ook aanzienlijk het werk van Amnesty rond Gaza. Na hevige Israëlische druk trad de voorzitter van de internationale onderzoekscommissie, William Schabas, begin februari 2015 af. De publicatie van het eindrapport van de commissie, voorzien voor 23 maart 2015, werd hierdoor uitgesteld tot juni 2015.

Een verzoek van Amnesty aan de Palestijnse autoriteiten in december 2014 om een onafhankelijke Palestijnse onderzoekscommissie op te richten om mogelijke Palestijnse schendingen te onderzoeken bleef eveneens onbeantwoord. Amnesty betreurt dan ook ten zeerste dat geen van beide partijen geloofwaardige onderzoeken heeft opgezet naar schendingen van het internationaal recht tijdens de Gaza-oorlog.

Amnesty verwelkomde echter wel de Palestijnse toetreding tot het Internationaal Strafhof (ISH) begin dit jaar en de opening van een vooronderzoek door de aanklager van het ISH enkele weken later. Amnesty roept de internationale gemeenschap op de Palestijnse toetreding tot het ISH openlijk te steunen en elke vorm van Israëlische vergeldingsmaatregelen te verhinderen. Zolang er geen effectieve mechanismen gecreëerd worden die toekomstige schendingen van het internationaal recht kunnen verhinderen, roept Amnesty staten ook op een volledig wapenembargo in te stellen tegen Israël en gewapende Palestijnse groeperingen.

Het rapport wijst daarnaast op de noodzaak van een opheffing van de Israëlische blokkade van Gaza, volledige Israëlische en Palestijnse samenwerking met de aanklager van het ISH en de herroeping van eerder genomen Israëlische vergeldingsmaatregelen voor de Palestijnse toetreding tot het ISH.

Achtergrondinformatie

Unlawful and deadly: rocket and mortar attacks by Palestinian armed groups during the 2014 Gaza/Israel conflict, 26 maart 2015

Auteur: Landenteam Israël, Bezette Gebieden en de Palestijnse Autoriteit- Willem Staes

Lees ook

Meer nieuws