Focus april 2008: 60 jaar Nakba, 60 jaar Palestijnse vluchtelingen. Het trauma duurt voort

30 april 2008

Palestijnse vluchtelingen betalen al 60 jaar een zware prijs voor het falen van overheden en de hele internationale gemeenschap.

"In het kamp lijkt elke dag wel 10 jaar te duren. Een mens leeft niet enkel om te eten! Het is onaanvaardbaar dat een beter leven voor ons en onze kinderen afhangt van politieke beslissingen eerder dan van humanitaire overwegingen."
Bewoners van al-Tanf getuigen voor Amnesty International

In het al-Tanf kamp, gelegen in het niemandsland op de grens tussen Irak en Syrië leven nu al 729 Palestijnen in mensonwaardige omstandigheden en hun aantal blijft aangroeien. Duizenden Palestijnen die in Irak relatief comfortabele levens leidden, sloegen op de vlucht voor het sektarische geweld in Irak, waarin de Palestijnen één van de zwaarst getroffen groepen zijn. Zij leven nu al 2 jaar in overbevolkte tenten in onherbergzaam woestijngebeid, heet in de zomer en ijskoud in de winter en totaal ongeschikt voor mensen om te leven. Ook de situatie in de Libanese vluchtelingenkampen is bijzonder zorgwekkend.

Waarom zou iemand in zulk een kamp blijven wonen? Spijtig genoeg hebben de bewoners van het al-Tanf kamp en van tientallen andere Palestijnse vluchtelingenkampen geen andere keuze. Zij betalen al 60 jaar een zware prijs voor het falen van overheden en de hele internationale gemeenschap.

De Nakba

In mei viert Israël zijn 60e verjaardag, nog steeds zonder officiële erkenning van wat er 60 jaar geleden gebeurde: 750.000 Palestijnen (? van de toenmalige Palestijnse bevolking) werden van de ene dag op de andere vluchteling. Zij sloegen op de vlucht voor het oorlogsgeweld of werden actief verdreven door zionistische milities. Meer dan 500 Palestijnse dorpen werden 'etnisch gezuiverd' en vernietigd, waardoor de pasgeboren Israëlische staat de terugkeer van de vluchtelingen verhinderde. Die dag staat bekend als de 'Nakba', de grote catastrofe. De oorlog van 1967 bracht een tweede grote vluchtelingenstroom op gang: nog eens 240.000 Palestijnen vluchtten, soms voor de tweede maal, uit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever.

In 1949 werd een orgaan in leven geroepen om het (toen al) aanslepende Palestijnse vluchtelingenprobleem op te vangen: UNRWA ('United Nations Relief and Works Agency for Palestinian Refugees in the Near East'). Vele vluchtelingen dachten snel te kunnen terugkeren. Tot op vandaag zitten zij met hun nakomelingen vast in overbevolkte vluchtelingenkampen waar UNRWA tracht te voorzien in hun basisbehoeften. Het bezit en bestuur van de kampen is echter in handen van de overheden. UNRWA kan dus structureel weinig veranderen aan de miserabele situatie van de vluchtelingen: armoede, werkloosheid, overbevolking, onveilige en bouwvallige huizen, geen basisinfrastructuur en geen uitzicht op beterschap. Hun lot is afhankelijk van de 'vredesonderhandelingen' tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit en van de politieke wil in de gastlanden om hen te integreren in de gastmaatschappij. Beide leiden tot weinig tastbare resultaten voor de vluchtelingen zelf. Het tijdelijke statuut van vluchteling heeft iets permanents gekregen, net zoals de kampen.

Omdat ook de kinderen als vluchtelingen worden beschouwd, is het aantal officieel geregistreerde Palestijnse vluchtelingen bij UNRWA gegroeid van 914.000 in 1950 tot meer dan 4,4 miljoen. Tot op vandaag staat UNRWA in voor sociale voorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg in de vluchtelingenkampen in Jordanië (10 vluchtelingenkampen, bijna 300.000 vluchtelingen), de Gazastrook (8 kampen, een half miljoen vluchtelingen), de Westelijke Jordaanoever (19 kampen, bijna 200.000 vluchtelingen), Syrië (10 kampen, 120.000 vluchtelingen) en Libanon (12 kampen, 215.000 vluchtelingen. Samen leven ongeveer 1.350.000 Palestijnen in de officiële vluchtelingenkampen. Drie miljoen bij UNRWA geregistreerde vluchtelingen leven niet in kampen. Daarnaast leven nog eens miljoenen Palestijnse vluchtelingen in niet-officiële vluchtelingenkampen waar UNRWA geen diensten levert.

Palestijnse vluchtelingen in Irak: rechtstreeks doelwit

Palestijnse vluchtelingen die in andere dan deze landen verblijven, vallen zoals alle andere vluchtelingen ter wereld onder de bevoegdheid van het UNHCR ('United Nations High Commissioner for Refugees'). In mei 2006 leefden er volgens UNHCR 34.000 Palestijnen in Irak. Zij kwamen niet terecht in vluchtelingenkampen, maar in de hoofdstad Baghdad, waar zij onder het regime van Saddam Hoessein een voorkeursbehandeling kregen: ze kregen verblijfsdocumenten, recht op werk, volledige toegang tot sociale diensten zoals gezondheid en onderwijs en leefden in appartementen van de staat of kregen subsidies om huur te betalen aan Irakese privéverhuurders.

Steeds meer Palestijnse vluchtelingen die in 1948 naar Irak vluchtten, worden echter opnieuw vluchteling door het aanslepende sektarische geweld tussen Shia's en Sunni's dat Irak in de greep heeft sinds de invasie van de Verenigde Staten in 2003. Palestijnen in Irak zijn het doelwit geworden van de meest gruwelijke mensenrechtenschendingen door gewapende Shia-groepen en Irakese regeringstroepen, die wraak willen nemen voor de voorkeursbehandeling die de Palestijnen onder Saddam genoten. Privéverhuurders verdrijven de Palestijnen met geweld uit hun huizen, ze worden ontvoerd, willekeurig aangehouden, gefolterd en vermoord.

Honderden Palestijnse families worden voor de tweede, of derde keer vluchteling en kunnen nergens terecht behalve in de meest onherbergzame kampen in niemandslanden van grensgebieden. Verschillende buurlanden van Irak weigeren immers de toegang voor deze Palestijnse vluchtelingen. Syrië liet bijvoorbeeld al miljoenen Irakese vluchtelingen binnen, maar Palestijnse vluchtelingen uit Irak laat Syrië enkel toe indien zij in transit zijn naar Israël of de bezette Palestijnse gebieden. Meer dan 2500 Palestijnen bevinden zich nu in de verschrikkelijkste kampen al-Hol, al-Tanf en al-Waleed in het grensgebied tussen Irak en Syrië.

Een delegatie van Amnesty International bezocht al-Tanf in maart 2008 om de schandelijke situatie aan de kaak te stellen. De bewoners vertelden Amnesty over hun trauma: sommige van hen waren zelf ontvoerd en gefolterd geweest, hun familieleden werden verminkt en vermoord. Een greep uit tientallen getuigenissen: op 22 februari 2006 ging Samir Khaled zijn zoontje afhalen van school. Drie dagen later werd zijn lijk geïdentificeerd in het lijkenhuis. Een paar dagen later werd Mohammad al-Jayyab, een 35-jarige getrouwde man met drie kinderen, ontvoerd van op zijn werk. De ontvoerders vroegen $20000 voor zijn vrijlating. De familie betaalde $10000. Het zwaar verminkte lichaam van Mohammad werd aan de familie bezorgd, met tekenen van foltering.

De vluchtelingen beleven een zoveelste trauma door de harde levensomstandigheden in het kamp. Zo is er geen adequate medische verzorging voorhanden: een man stierf onlangs omdat in het kamp geen dringende, gespecialiseerde behandeling voorhanden was. Amnesty roept regeringen wereldwijd, ook de Belgische, op om deze meest kwetsbare vluchtelingen dringend te hervestigen in veilige derde landen zoals België. Dat is de enige menswaardige oplossing op dit moment.

Palestijnse vluchtelingen in Libanon: al 60 jaar vergeten en genegeerd

Vergeleken met de Palestijnse vluchtelingen in de Libanese kampen leefden de vluchtelingen die in Irak terecht kwamen in een paradijs. Libanon heeft het hoogste percentage Palestijnse vluchtelingen dat in extreme armoede leeft en waarop het 'special hardship' programma van UNRWA van toepassing is. Het vluchtelingenprobleem oefent een zware druk uit op Libanon, een land dat intern erg verdeeld is door de verwoestende burgeroorlog en oorlogen met Israël. Opeenvolgende Libanese regeringen stonden steeds weigerachtig tegenover een verbetering van de situatie van de Palestijnen: hen integreren zou het fragiele evenwicht nog meer verstoren.

De vluchtelingen betalen een zware prijs voor deze politieke context. De levensomstandigheden in alle 12 officiële vluchtelingenkampen in Libanon zijn mensonwaardig: geen degelijke infrastructuur, overbevolking, armoede en werkloosheid. De oppervlakte van de officiële Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon breidde nauwelijks uit sinds 1948, hoewel de kampbewoners in aantal ondertussen verviervoudigden. De Libanese wet verbiedt bouwmaterialen de kampen binnen te brengen om te voorkomen dat de Palestijnen hun huizen herstellen, uitbreiden of verbeteren. Het 'tijdelijke' karakter van de kampen mag duidelijk niet verdwijnen. Palestijnen hebben in Libanon bovendien geen toegang tot staatsonderwijs en slechts in beperkte mate tot andere sociale voorzieningen. Daarvoor vallen ze terug op wat UNRWA aanbiedt. Al behalen ze een diploma, ze raken niet aan werk: tot 2005 waren meer dan 70 beroepen in Libanon verboden voor Palestijnen. Dit aantal werd recent herleid tot 20. Dit verbod werkt de absolute marginalisering in de hand. De voortdurende militaire aanwezigheid in de vluchtelingenkampen, vooral in Zuid-Libanon versterkt dit nog. Bij aankomst en vertrek uit het kamp moeten de bewoners een bewapend checkpoint passeren en hun papieren tonen. De gettovorming is zo compleet. Eerdere humanitaire missies brachten aan het licht dat tientallen Palestijnen bovendien bedreigd en misbruikt worden door soldaten aan de checkpoints omwille van hun identiteit.

Amnesty International over recht op terugkeer van vluchtelingen

Amnesty verzet zich sterk tegen het dwingen van mensen hun eigen land te verlaten en roept op tot de erkenning van het recht van deze mensen om terug te keren naar hun eigen woningen of naar de omgeving van hun woningen. De uitoefening van dit recht kan verschillende vormen aannemen en is niet noodzakelijk een effectieve terugkeer naar de eigen woning. Een principe waaraan niet kan geraakt worden, is de keuzevrijheid van de vluchtelingen zelf. Het recht op terugkeer is immers een individueel recht van elke individuele vluchteling en kan niet als collectief gegeven worden onderhandeld in vredesonderhandelingen. Amnesty ondersteunt het recht op terugkeer van alle vluchtelingen, waaronder joodse vluchtelingen uit de Arabische landen, vluchtelingen uit Bosnië Herzegovina, Kroatië, Kosovo, Oost-Timor, Guatemala, Rwanda en ook Palestina.

Palestijnse vluchtelingen moeten zelf kunnen kiezen hoe zij hun recht op terugkeer wensen in te vullen.

Voor diegenen die willen blijven in de gastlanden betekent het recht op terugkeer dat zij de kans krijgen zich volledig te integreren in het gastland.

Diegenen die niet in de gastlanden willen blijven, moeten de optie krijgen om in een derde land te worden hervestigd of terug te keren naar hun huizen of naar de omgeving van hun huizen in Israël of de Palestijnse gebieden als hun huizen niet meer bestaan.

Palestijnen die niet terugkeren moeten compensatie krijgen voor verloren eigendom.
Een onafhankelijk internationaal orgaan moet worden opgericht om de implementatie van het recht op terugkeer te overzien, om criteria te bepalen voor individuele claims en om de compensatieprocedure in goede banen te leiden.

Auteur: Landenteam Israël/Palestina

Lees ook

Meer nieuws